-29- is van het vestigen van een apotheek in apotheekrijpe gebieden, maar ik heb er op geen enkele manier uit gelezen dat je daarvoor planologische wijzigingen moet doorvoeren of zelfs zonder ze door te voeren iets beginnen, maar ik heb er ook nog iets heel anders, iets heel opmerkelijks in gelezen, namelijk dat ook vanwege die financiële toestanden die wij vermeld hebben dat die apotheker in loondienst zou moeten zijn en geen zelfstandige en ik denk dat daarmee het rapport van die Wiardi, Beekman Stichting al duidelijk getypeerd is vanuit de Partij van de Arbeid en dat dat niet erg eenzijdig dient te worden geciteerd althans erg eenzijdig een streepje erbij gezet moet worden. Mijnheer de voorzitter, ik wou er verder niet teveel meer over zeggen. Ik heb al een hele boel gezegd uiteraard. Feit is wel dat we het een weinig fraaie aangelegenheid vinden hoe er is gehandeld en dat we het ook nu nog een weinig fraaie aange legenheid vinden hoe er mee verder gegaan zou moeten worden. De heer VAN HOOF; Mijnheer de voorzitter, alleen een kleine reactie en daar moet ik dan de heer Van der Graaf in toegeven: de gemeenteraad bepaalt inderdaad te allen tijde wat er gebeurt, maar dan wil ik hem toch dat nog even meegeven. Wanneer hij zitting heeft in een hoorcommissie als onderhavige dan wordt je toch elke keer geconfronteerd met mensen die inderdaad van voor hun het gemeente bestuur vertegenwoordigende mensen te horen heeft gekregen van nou als je het op die manier doet en als je daaraan voldoet dan kan er medewerking aan gegeven worden en dan wil ik toch duidelijk naar voren brengen hier wat een frustraties dat voor de burgers in zulke gevallen meebrengt wanneer ze dan gewoon inderdaad omdat die gemeenteraad het laatste woord heeft te horen krijgen van nou jammer dat kan niet. Terwijl er dan vaak een procedure van maanden, soms jaren overheen gegaan is om mensen, om burgers in een bepaalde richting te bewegen van als je het zo doet dan kan het. Nou en dan komt de gemeenteraad die het dan voor het zeggen heeft en die zegt nee het kan niet zo. Nou, mijnheer de voorzitter, en dat wil ik nogmaals duidelijk naar voren brengen dat we daar heel voorzichtig mee moeten zijn omdat op die manier het vertrouwen van de burger in het gemeente bestuur en het functioneren van het gemeentebestuur duidelijk een deuk krijgt en ik denk dat dat op zich een zeer kwalijke zaak is. De heer EENNINGS: Ja, een korte opmerking. De heer Van Eijkeren heeft een stukje wettekst gegeven ofschoon de vraag waarnaar de memorie van antwoord antwoord op geeft er niet bijzit. Dat voorbehoud wil ik dus maken. Dan kan ik ook op dit moment niet anders dan concluderen dan dat datgene wat in de wet staat de in specteur in het gelijk stelt De VOORZITTER: Mijnheer Rennings mag ik u dan natuurlijk evengoed onderbreken. Ik denk dat dat eigenlijk hier niet aan de orde is dat is een brief van de inspecteur, daar neemt hier niemand verantwoordelijkheid voor en dat is een zaak die eigenlijk niet aan de orde is. De heer RENNINGS: Dat is zo, maar het is daarnet in discussie geweest en ik heb me in eerste termijn beroepen op zaken, ik denk dat het dan ook Ja, ik hecht eraan om nu te zeggen dat ik voor een belangrijk deel overtuigd ben dat de memorie van antwoord anderszins bedoeld is. Verder denk ik dat ik de heer Van der Graaf De heer VAN DER GRAAF: Mag ik even interrumperen Nou heb ik niet gehoord of dat de heer Rennings nou zei dat de inspecteur van de volksgezondheid met zijn brief gelijk heeft of ongelijk. De heer RENNINGS: Ik denk dat hij ongelijk heeft, maar ik maak een voorbehoud omdat De heer VAN DER GRAAF: Nee, maar ik heb net dat woordje gelijk of ongelijk niet gehoord. Dat was me ontgaan. De heer RENNINGS: Nou ik denk dat ik de heer Van der Graaf op dat punt van, hij zal dan volgende keer de tekst meenemen en dan zal hij mij citeren, ik heb naar beste weten op dit moment antwoord gegeven omtrent onze standpuntbepaling in ik meen de raadsvergadering van 23 december. Op dat moment was aan de orde dat B. en wel de bewoners wilden horen, met andere woorden dat er nog geen bouw vergunning was verstrekt en op dat moment vond ik de interpellatie niet rele vant. Verder zeg ik er niets meer over.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 170