-2- Aanzienlijk vervelender worden de processen ervaren, waarbij we als lokale overheid eigenlijk via een achterdeur vernemen dat de landelijke overheid de decentralisatiegedachte al weer op een terrein heeft ingevuld maar dan zonder tijdsplanning en zonder enig overleg. Uw raad is in zijn vorige raadsvergadering nog met een dergelijk voorbeeld geconfronteerd in het verzoek van de Stichting "Rondom Mark en Weerijs" om subsidiëring door uw raad van de aan te trekken maatschappelijk werker, die de van de Stichting Buitenlanders overgekomen taak moet gaan vervullen. Dergelijke situaties, waarbij het gemeentebestuur eerst met de rug tegen de muur wordt gezet en dan moet besluiten zijn onaan vaardbaar en kunnen naar mijn mening geen aanspraak maken op de kwalificatie "behoorlijk bestuur". Een tweede belangrijk aspect is de besluitvorming. In de aanhef schetste ik al het beeld, dat wat door de een als het beste wordt ervaren voor de ander eerder de indruk van het tegendeel wekt. Als wij dan praten over en besluiten nemen in het kader van het welzijnsbeleid, moeten wij er, dunkt mij, rekening mee houden, dat de invulling vanuit één optiek het gevaar meebrengt dat de mogelijkheid tot het zich welbevinden van anderen daarmede zodanig wordt beïnvloed, dat welzijn straks een verworvenheid wordt van de elite, die over de helft plus één stem beschikte. Mijn verhaal doet misschien wat gechargeerd aan, maar de beleidsbepaling be gint met het formuleren van de doelstellingen en uitgangspunten. Even goed als ik veronderstel dat de welzijnsproblematiek in zijn algemeenheid via compromissen zodanig aangepakt zou moeten worden, dat de besluiten door uw gehele raad of door vrijwel de gehele raad gedragen zouden moeten worden, even goed geldt dat voor de formulering van de uitgangspunten en toch hadden wij daarvoor door het staken van de stemmen in eerste aanleg een tweede vergadering nodig. Het stemt mij overigens gelukkig dat er bij de tweede stemming weer een zodanige basis was gevonden, dat kennelijk het welzijn van niemand van onze gemeentenaren wordt bedreigd. Het derde aspect dat zeker ook als een duidelijk knelpunt kan worden aangemerkt is de financiële invulling. Het heeft er nog al eens de schijn van, dat de centrale overheid vergeet dat een herverdeling van taken gepaard dient te gaan met een herverdeling van de middelen. Te gemakkelijk laat de regering de gemeenten wat dat betreft in de kou staan. Zeker, het Rijk heeft het moeilijk, maar we weten toch allemaal dat dat voor de lokale overheden ook geldt. En dan is het best mogelijk dat de positie van onze staat nog veel benarder is dan die van de gemeenten, dat is toch geen legi timatie voor regering en staten generaal om de financieringsproblematiek van het rijk op te lossen over de rug van die gemeenten door wel taken over te dragen maar niet de middelen. Aldus uitgevoerd is decentralisatie, of liever halfwas decentralisatie, on aanvaardbaar en wordt zij niet ervaren als een hoog democratisch goed maar als een echte zwarte Piet. Echte decentralisatie kan slechts slagen als er ook een financiële decentralisatie mee gepaard gaat, want pas dan kan op een verantwoorde basis de nieuwe taak naar behoren worden vervuld. Dat wens ik u voor 1981 en volgende jaren - ook buiten de sfeer van het welzijn in enge zin - van harte toe.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 16