-27- De VOORZITTER: Begrijp mij goed, ik bedoel niet dat ik u daartoe de mogelijkheid zou willen ontnemen. In de verste verte niet. Aanvankelijk liet ik u ook over deze zaak, hoewel je strikt genomen zou kunnen zeggen dat er nu iets anders aan de orde is, spreken, maar om nou die inhoud van de brief van de inspecteur te gaan bewijzen dat dat onjuist is, komen we dan eigenlijk niet terecht buiten de sfeer waarin wij hier met elkaar moeten besturen Ik denk van wel. De heer VAN DER GRAAF: Daar komen we niet buiten, omdat het in de hele besluit vorming van begin af aan in een heel belangrijke mate meegespeeld heeft, die vraag of de geneesmiddelenvoorziening in gevaar zou komen. De VOORZITTER: Ja, maar die discussie heeft geen zin omdat de inspecteur die geschreven heeft, geen weerwoord heeft. Ik kom niet voor die brief op, wat moet ik. De heer VAN DER GRAAF: U hoeft niet voor die brief op te komen. Ik ga bewijzen dat die inspecteur iets fouts geschreven heeft. De VOORZITTER: Nou en dan De heer VAN DER GRAAF: Met andere woorden, dat wij dit niet mee hoeven te nemen in onze besluitvorming. De VOORZITTER: Ja, ik kan me best voorstellen dat u zegt ik wil niet dat ons verweten wordt dat we niet naar de patiënten kijken. Dat vind ik uiterst hono rabel dat u zegt daar wil ik duidelijk afstand van nemen, maar bewijzen dat die brief van de inspecteur fout is, ja, dat heeft voor ons geen zin want die inspecteur is niet aan de orde. Wat we hebben is besluitvorming over die bouw vergunning. Nou dat is duidelijk dacht ik. Er is een stukje voorgeschiedenis en daar heb ik uw vragen over beantwoord. Dan is er van wat gaan we er verder mee doen. Nou die vraag heeft zijn actualiteit, dat mijnheer Schul heeft laten weten dat hij er zelf voor gaat zorgen, verloren. De heer VAN EIJKEREN: Ik ben het niet helemaal met u eens mijnheer de voorzitter, want dat laatste stuk van wat gaan we er verder mee doen, dat mag dan zijn actualiteit verloren hebben, maar het stuk had er niet gestaan daar ben ik van overtuigd, ik denk dat ik dan toch spreek namens de commissie, dat stuk had er zo nooit gestaan als die brief door verweerder niet in het midden was gebracht. Het was namelijk een punt wat in de discussie in de commissie algemene en bestuurlijke zaken destijds een belangrijke rol heeft gespeeld. Dat men ervan overtuigd was op dat moment dat het niet in gevaar zou komen. Nu wordt door verweerder ingebracht tijdens de hoorzitting en dat was voor ons, de commissie, een zeer overtuigend bewijs, juist omdat zeg maar men het destijds overtuigende be wijs andersom nu weghaalde. Wij betreuren het dat bij de stukken die wij hadden kunnen bestuderen voor de hoorzitting die brief niet aanwezig was. De VOORZITTER: Die hoorde er toch niet bij De heer VAN EIJKEREN: Nou u kunt zeggen van hij was geadresseerd aan De VOORZITTER: Nee, nee het ging om die bouwvergunning. Kijk die discussie over meewerken aan een tijdelijke vestiging hadden we op een andere plaats ge had. Dat was ook heel iets anders. De heer VAN DER GRAAF: Voorzitter, we kunnen hier wat mij in ieder geval betreft best verder over zwijgen, want tegen onwil valt in dat opzicht toch niet op te boksen. Feit is dat de brief onderdeel uitmaakt van de beraadslaging, erbij ligt. Feit is dat zowel in de commissie algemene en bestuurlijke zaken als bij de hoorcommissie als nu in de raad, zij het dan in de raad even verduisterd omdat op dit moment blijkt dat de oplossing gevonden is, dat de vraag of de geneesmiddelenvoorziening in gevaar komt zelfs een hamvraag is. Ook voor ons. Ook wij zeggen of misschien juist wij zeggen vanuit het belang van de patiënt van, dat was ook het laatste deel van mijn eerste instantie, omdat wij zelfs het risico niet willen lopen dat er nu huisartsen zijn die niet mee willen doen, Wanneer Schul zou moeten ophouden zijn wij bereid om mee te zoeken om een be hoorlijke oplossing te vinden. Met andere woorden, die vraag is uitermate be langrijk, maar voor de rest wil ik er het zwijgen toedoen. Als u mij toestaat om verder te gaan met het begin van de tweede instantie die ik wilde inzetten dan zal ik dat doen. De heer Rennings is ingegaan op ons verwijt over het niet toestaan van de interpellatie en daar gooit hij gemakshalve alle bespre kingen die er geweest zijn even op een grote hoop en geeft daaruit een collage van wat O.N.S. daarover gezegd heeft. Ik moet u erop wijzen dat het een ver-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 168