-25-
helemaal geen punt. We hebben ons overigens voor de hele procedure met name
laten leiden door gedachten die er eerder binnen de kring van de raad, zij het
in informeel verband of in een commissie-verband, dat weet ik niet precies,
gespeeld hadden, te weten het medisch centrum. Met betrekking tot het graven in
het openbaar plantsoen, dat wil ik overigens heel nadrukkelijk zeggen, dat daar
door het college van B. en W. nooit mee is ingestemd. Alleen als daar eenmaal
een machine staat is het zo snel gebeurd, dat in een normale controle van acti
viteiten in de gemeente op het terrein van de bouw ja een stom toeval zou zijn
als je dat net constateert op het moment dat ze daar bezig zijn, dus dat was
te laat. Met betrekking tot de brieven van de inspecteur, of de brief van de
inspecteur, die brief die is op verzoek van de commissie aan deze stukken toe
gevoegd. Voor de inhoud van die brief is alleen de inspecteur verantwoordelijk
en ik denk dat die uitsluitend is aan te spreken in de Tweede Kamer. Ik denk
dat het hier wel te ver voert om te zeggen, hier te bepalen of hij zijn boekje
wel of niet te buiten gaat. Ik wil me inhoudelijk, wat dan betreft die brief,
wel op de vlakte houden. Wij zouden die brief niet in het geding hebben gebracht,
zij het dat naar aanleiding van het gesprek wat de inspecteur door hemzelf
gevraagd, bezorgd als hij was, zei hij, over de geneesmiddelenvoorziening in
Oudenbosch, met mij gehad heeft en toen hij zei dat die zaak niet om te keren
zou zijn heb ik gezegd van nou zet dat dan maar op papier. Vandaar dat u ge
zien heeft dat hij die brief geschreven heeft, niet aan de raad overigens, maar
aan B. en W. waarin dat staat. Ik laat dit inhoudelijk helemaal voor zijn reke
ning. Met betrekking tot de zorg voor de geneesmiddelenvoorziening, de heer
Van der Graaf heeft zijdelings wat gehoord, ik heb van de heer Schul gehoord dat
de voorziening niet meer nodig zal zijn, omdat hij een akkoord heeft bereikt met
de heer Konings inhoudende dat de heer Schul in het centrum op de Kade in een
vroegere toonzaal van de heer Konings zijn apotheek, naar ik begrijp tijdelijk
onder gaat brengen. Dat is op de handtekening na, maar het akkoord is er naar
ik begrepen heb wel op de handtekening na is dat verder afgerond, dus de zaak
met betrekking tot de voorziening voor een tijdelijke apotheek-vestiging kan
hier gevoeglijk buiten discussie blijven. De opmerking van de heer Rennings,
daar hoef ik niet op in te gaan. De opmerking van de heer Van Hoof, met betrek
king tot een wethouder die zijn gram moest halen door toezeggingen mijnerzijds,
moet ik zeggen begreep ik helemaal niet. Ik heb in een eerder stadium in de
commissie algemene en bestuurlijke zaken een vergadering die mals ik het goed
heb gemist heeft, gezegd hoe de situatie tot stand was gekomen. Op een vraag van
de zijde van de heer Schul meenden wij niet te kunnen ingaan. Toen hebben we
van onze kant bezorgd over de geneesmiddelenvoorziening en het als een aanzet
in de richting van een medisch centrum beschouwend gezegd van laten we nou eens
nagaan wat naar onze mening planologisch gezien wel zou kunnen en toen hebben we
in B. en W. een aantal voorbeelden op tafel gehad, waarvan we er een aantal
hebben laten vallen en over de anderen heb ik gepraat, maar dat was duidelijk in
volledige overeenstemming met de beide wethouders, dus ik kan niet bepalen, maar
ik keek ook even naar de beide wethouders toen u het zei, die keken ook uiterst
verwonderd op, ik kan niet bepalen wat u er mee bedoelde. Volstrekt verwonderd,
want dat was in volstrekte overeenstemming dat het zo gebeurde en niet anders.
Al hebben boze tongen wel eens iets anders beweerd, maar al die boze tongen hadden
een ding met elkaar gemeen ze waren er niet bij toen dat overleg plaatsvond, maar
voorafgaand aan dat allereerste contact was dat het geval. Ja, de heer Wijnen
die zou gelukkig zijn met de plaats die nou gevonden is begrijp ik. Met betrekking
tot de gewekte verwachting wil ik hem overigens wel zeggen dat ik me niet uit in
de zin van het zit wel goed of het komt wel goed. Ik heb heel nadrukkelijk en de
heer Schul was daarvan ook op de hoogte, laten merken dat besluitvormingsprocessen
bij de gemeentelijke overheid nou eenmaal langs wat moeilijkere kanalen gaan dan
de gebruikte. Met betrekking tot de opmerking van de heer Kok, ik denk dat wij hier
moeilijk kunnen praten over die brief van de inspecteur. Laat de anderen dat maar
doen. Het is onze zaak ook niet. Daarbij is het denk ik ook helemaal niet meer
essentieel. De heer Schul heeft zelf voor zijn tijdelijke of blijvende vestiging
gezorgd en ik denk dat daarmee de situatie in de toekomst geklaard is.
De heer VAN DER GRAAF: Ja, voorzitter, om met die boze tongen te beginnen. Ik