-23- meen ik van onze kant ook terecht opgemerkt dat hij de toepassing van de Wet op de Ruimtelijke Ordening door het college geen rekening is gehouden met de werking van het besluit op de ruimtelijke ordening. Dus over de fouten is weliswaar niet in de raad maar zeker wel in de commissie gesproken.Over het zorgvuldig of onzorgvuldig handelen daar heb ik het net over gehad. Met betrekking tot onze stellingname dat wij alles afwegende toch van oordeel waren dat in de gegeven omstandigheden medewerking moest worden verleend om daar die apotheek te vesti gen, was mede gebaseerd op het feit van de risico's die de gemeente liep als inderdaad de apotheek naar een andere gemeente zou gaan en dan kunt u wel zeggen, nee dat zegt u niet, want u zegt ook het risico dat de apotheek naar Bosschenhoofd zou gaan dat brengt u tot het zoeken naar alternatieve oplossingen. Met betrekking tot de suggestie van de adviescommissie om toch medewerking te verlenen, ja, wij vinden het een stuk erkenning van onze argumenten daartoe. Ook de brief van de inspecteur handelt daarover. Ik heb inmiddels gemerkt dat u het grondprincipe van de inspecteur niet onderschrijft. Ja, ik heb op dit moment de wet niet paraat om daar dan op te reageren. Ik wou het hier in eerste termijn bij laten. Ik heb gemerkt dat er wellicht toch een andere oplossing is, want dat het zo niet kan blijven duren, dat spreekt vanzelf. Zowel uit oogpunten van werksituatie, als ruimtelijke ordening, als feit van de wettelijke grondslag waarop de gepre fabriceerde units bestaan. De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, ik ben akkoord met het voorstel wat betreft ongegrondverklaring. Ik blijf me scharen achter het advies van de commisie om via het voorgestelde artikel alsnog medewerking te geven tot de vestiging van de apotheek ter plaatse waar hij nu staat feitelijk. Wellicht is dat niet meer nodig, maar dat horen we nou, dat staat buiten dit punt verder. Een over wegende factor die bij mij voorop staat dat is niet zozeer of het planologisch danwel uitkomt of niet uitkomt. Voor mij is op dit moment de grootste zorg de geneesmiddelenvoorziening voor Oudenbosch en dan met name voor de wijk Pagnevaart en omliggende wijken. In het bijzonder omdat de huisartsen die daar gesitueerd zijn hun eigen apotheek beëindigd hebben. Mijnheer de voorzitter, mijnheer Van der Graaf gaat daar heel gemakkelijk overheen. Ik begrijp dat feite lijk niet, een partij die toch pretendeert te staan aan de kant van de mensen, van de gewone mensen, laten we dat zo maar zeggen, de mensen in de wijken. Als ik mijnheer Van der Graaf goed begrepen heb dan weegt bij hem het economisch motief van de zakenman. Dat is doorslaggevend, dat mag niet op de manier zoals het hier gebeurt. Hij heeft daar geen boodschap aan. Ja, mijnheer de voorzitter, dat is een ander element dan waar ik de nadruk op leg. Bij mij staat voorop de geneesmiddelenvoorziening voor onze burgers en dan hang ik dat niet op aan een po litiek motief. Nee op de eerste plaats staat die zorg voor de mensen en juist voor de mensen in de wijken die niet in staat zijn om,op wat voor wijze dan ook, hun voorzieningen elders of hun geneesmiddelen elders te gaan halen. Ik zou dat een bedroevende situatie gevonden hebben en nogmaals, los van het feit dat het daar wel de juiste plaats is, ik zou het er voor over gehad hebben, kennis genomen hebbende van de brief van de inspecteur van de volksgezondheid dat in ieder geval voor een aantal jaren met een duidelijke beperking daaraan deze voorziening daar ter plaatse gekomen zou zijn. Ja, mijnheer Van der Graaf die begint met hoog op te geven van de verwachtingen die gewekt zouden zijn bij de heer Schul. Ja, mijnheer de voorzitter, inderdaad ben ik met hem eens dat was in het eerste geval ook zo. Hij tilt daar in het eerste geval minder zwaar aan. Ja, dit punt heeft veel meer publiciteit gekregen in de kranten dar het voorgaande geval. Ik denk dat ook medebepalend is de toon waarop de heer Van der Graaf op dit moment heeft gereageerd bij dit punt. Nogmaals bij mij zijn de verwachtingen identiek. Bij de een zijn we zelfs zover gegaan dat we al een bestemmingsplan gewijzigd, of in ieder geval het voorbereidingsbesluit hadden genomen om het bestemmingsplan te wijzigen. Ik vind nou dan ga je in ver wachtingen wekken nogal wat verder dan dat we op dit moment mogelijk toch gegaan zijn. Mijnheer de voorzitter, dit geval is ook weer identiek aan het andere. Het is duidelijk toch weer proberen halen van politieke punten. In het andere geval is het omdat men gezegd heeft er mag geen verrijking plaatsvinden via inbreng van agrarische grond en om die reden is het bestemmingsplan niet gewijzigd. Waarom is in dit geval heel de zaak misgegaan, mijnheer de voorzitter Naar mijn

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 164