-20- ment weer in een rapportage van de hoorzitting en nou weet ik wel, we willen allemaal graag natuurlijk daar wat meer van maken, daar wat jus aan geven, maar die wettelijke taak die gaat niet verder. Ik denk ook dat die wettelijke taak terecht niet verder gaat, want als de raad een hoorcommissie instelt stelt de raad een hoorcommissie in en als de raad een adviescommissie instelt stelt de raad een adviescommissie in en dan denk ik ook dat zo'n commissie groter zou moeten zijn, maar dan raken we weer in de verwarring. Natuurlijk moet je, dat ben ik met de heer Van Eijkeren absoluut eens, proberen als hoorcommissie om die raad zoveel mogelijk in te lichten rondom datgene wat de gehoorde te berde wil brengen, maar daarvoor is dan ook nadrukkelijk dat proces-verbaal. Dat geeft aan wat er gezegd is en wat relevant is en dan nog even ten aanzien van de doodsheid ervan. Kijk, er zijn twee verschillende mogelijkheden: of het besluit wat genomen is en waartegen men in het geweer komt is juist en dan is het een dooie boel, want dan moet je als hoorcommissie net eender als de raad daarna constateren dat het besluit terecht was en het beroep ongegrond. Heel simpel en dan is het inderdaad een dooie boel, maar Jiet is ingesteld om de burger de gelegenheid te geven om zich te'verweren tegen een naar zijn/haar mening onjuist besluit en dat komt eens op de honderd keer ook voor en dan is het geen dooie boel, dan is het veel leuker want dan wint de gehoorde en die maakt duidelijk dat de wet verkeerd is uitge legd of niet zo uitgelegd hoefde te worden en daar is het in feite eigenlijk voor bedoeld, dat er een heleboel mensen in bezwaar gaan terwijl ze het eigenlijk als ze er een deskundige bijhalen van tevoren al moeten horen van dat haal je toch niet, nou dat is eigenlijk alleen maar triest, omdat het zoveel tijd kost. Ik blijf wat dat betreft dus van mening dat die hoorcommissie dat die alle gelegen heden moet aanpakken die ze hebben om ons duidelijk te maken hoe ze erover denken maar niet via de formele verslaglegging van de hoorzitting. Daar willen we alleen maar horen wat ze daar gezegd hebben. De VOORZITTER: Zullen we, want het is natuurlijk een erg theoretische verhande ling anders, zullen we de discussie hierover sluiten. Ik denk overigens dat het goed is om toch eens na te kijken, want ook rond artikel 390 zal er best juris prudentie zijn of het gelijk aan de ene danwel aan de andere kant zit. De heer VAN EIJKEREN: Mijnheer de voorzitter, op grond waarvan de commissie ope reert er eens bij bekijken. Ik denk dat daar De VOORZITTER: Maar dat we in ieder geval, want dat concluderen we wel met elkaar, dat de geluiden die er aan de orde komen in zo'n hoorzitting, dat die dan toch in ieder geval, maar dan op de juiste wijze hier bij u terecht komen. Nou eventjes inhoudelijk. Mijn voorstel zou zijn om de zaak aan de orde te stellen in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik denk dat het daar bespreek baar is. Ik denk dat ook de ervaring die we daar met elkaar hebben over planolo gische maatregelen discussiëren, dat die blijkt heel werkbaar te zijn. Kunt u zich er in vinden dat het aanstaande woensdag op de agenda wordt gezet voor de commissie algemene en bestuurlijke zaken De heer WIJNEN: Het heeft er al op gestaan, mijnheer de voorzitter, alleen was er' toen niet voldoende informatie op dit punt beschikbaar gesteld. De VOORZITTER: Luister, want nou gaat het toch weer inhoudelijk. Dan stel ik u voor het op de agenda te zetten. Als u tot de conclusie komt dat het eigenlijk uitbesproken is, dan bent u er onmiddellijk mee klaar en zegt u van er zijn toch nieuwe gezichtspunten, dan gaat u erop door. Akkoord De heer VAN DER GRAAE: Ik kan toch niet nalaten u te vragen een correctie te mogen aanbrengen op wat de heer Van Hoof gezegd heeft, anders blijft dat hangen. De heer Van Hoof heeft gezegd dat de raad unaniem het voorbereidingsbesluit heeft genomen ten aanzien van die strook grond. Dat is onjuist, mijn fractie was daar tegen en ik geloof niemand meer alleen mijn fractie maar dat weet ik niet zo zeker meer. Mijn fractie weet ik wel heel zeker en die politieke inzichten die de heer Van Hoof erop nahoudt die beletten hem wellicht het zuivere zicht op de argumenten die wij voor sommige dingen aangeven. De heer VAN EIJKEREN: Ja, ik heb daar geen moeite mee, voorzitter, als het alleen maar om dit ene geval gaat, want ik blijf van mening dat de verordening op grond waarvan de commissie opereert zegt dat wij moeten handelen zoals we gehandeld hebben.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 161