-17- het maatschappelijk bestel inneemt, niet nodig. Bij de subsidiëring van het S.O.J.O. zal recht gedaan moeten worden aan de bijzondere plaats die het open jeugd- en jongerenwerk dient in te nemen. Een professionalisering van de begeleiding zal noodzakelijk zijn. Er moet inderdaad extra aandacht besteed worden aan de voorbereiding, presentatie en uitvoering van het jeugd- en jongerenbeleid. Tot de prioriteiten in de komende planperiode^ dient het akkommodatieplan te worden gerekend. Mede gelet op de financiële haalbaarheid dienen het gemeenschapstehuis en Fidei et Arti zo optimaal mogelijk benut te worden. Activiteiten op het sociaal-cultureel gebied kunnen op de eerste plaats hier georganiseerd worden. Deze voorzieningen, al vind ik de aanduiding hoogwaardige culturele voorziening enigszins overtrokken, dienen geschikt gemaakt te worden aan de verlangens van de diverse organisaties. Fidei et Arti, nog niet zo lang geleden verbouwd, kan zeker beter benut worden. In de personele sfeer zal wel versterking bij het beheer moeten plaatsvinden. De activiteiten in de buurten van het centrum kunnen ook in deze gebouwen plaatsvinden. Voor de buurten Velletri, Pagnevaart, Spui en Albano dient de mogelijkheid van kleinschalige buurtgebouwen bekeken te worden. Met name voor die bevolkingsgroepen die minder gemakkelijk van de eerdergenoemde centrumvoorzieningen gebruik kunnen maken. In dit verband denk ik aan bejaarden, peuters en kleuters. Multifunctionaliteit bij de inrichting van deze gebouwen dient grote aan dacht te krijgen. Het methodisch jeugdwerk heeft in het verleden duidelijk zijn bestaansrecht bewezen. De bouwtechnische toestand van de jeugdhonken van Scouting en De Jagers zijn zodanig dat verbetering c.q. vernieuwing onderzocht dient te worden. Realisering van allerlei zaken zeil voor een groot gedeelte afhankelijk zijn van de financiën die van overheidswege naar de gemeente; toevloeien. De opmerking in gemeentekringen dat decentraliseren betekent dat de gemeente voortaan zelf het geld mag verdelen dat er niet is, laat ik maar voor zich. Dank u wel. De VOORZITTER: Dank u wel. V/e hebben daarmee de eerste termijn achter de rug, mevrouw, heren. Boven wacht al enige tijd de koffie. Ik hoop dat hij er niet al te veel onder geleden heeft. Normaal trekken we daarvoor een minuut of twintig uit. Ik stel voor om die termijn nu te stellen op ten minste een half uur, maar u wilt het college wel de gelegenheid geven om als dat nodig is dat uit te laten lopen tot drie kwartier. Wij benutten dan die pauze om overleg te plegen over de door u gedane voorstellen. Hij schorst hierna de vergadering voor de koffiepauze. Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER: Sorry voor het feit dat we daar inmiddels 20 minuten extra bijgenomen hebben, maar laten we hopen dat daardoor in ieder geval bereikt is dat v/e een goede beantwoording hebben gekregen op de vragen en suggesties die u naar voren hebt gebracht. In grote lijnen zijn daarbij uw voorstellen tot wijziging gevolgd. Op enkele punten komen v/e ook nog terug. Het woord is daarvoor aan de wethouder Brouwers. De heer BROUWERSJa, voorzitter, het heeft inderdaad wel even tijd gekost maar daar waren dan de vragen ook naar. Maar ik vind ook de aandacht die gegeven is in zijn algemeenheid aan de beide nota's.. Uiteraard ben ik blij dat er toch een aantal zeer lovende woorden zijn gesproken over de beide nota's. Uiteraard zijn er kritische kanttekeningen. Ik denk dat dat niet uitgesloten is. Uiteraard is de discussie ervoor om in overleg met elkaar tot een goede vaststelling te komen. Als ik dan op de vragen inga béginnende bij de heer Den Braber. Hij heeft een aantal voorstellen gedaan waarvan v/e er twee toch uitgelicht hebben en dat betreft namelijk zijn voorstel 7 een integraal onderzoek naar de plaats, functie en vorm van het commissiewerk en de ambtelijke ondersteuning daarvan. Het is niet meer terzake het beleids plan van het sociaal-cultureel werk. Hetzelfde geldt voor zijn voorstel 11 waarin hij zegt een en ander dus voorstel 7 te willen aanvullen: zal ge structureerd worden in een participatie-verordening. We hebben beiden in derdaad wel als een zinvolle opmerking beschouwd, zonder enige twijfel. Ze worden wel aandachtspunt van het college, maar v/e dachten niet dat we ze in

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 110