-9- Ik wil beginnen met een woord van waardering over hetgeen tot stand is ge bracht. De kwaliteit van de nota's en de richting van het beleid spreken ons aan. De omvang is weliswaar te groot, maar het is ontegenzeggelijk waar dat de afgelopen maanden in vervolg op de eerdere inventarisaties belangrijk werk verricht is om het beleid te ontwikkelen, waarvan we het resultaat vanavond voor ons hebben om het vast te stellen, dit beleid naar organisa ties en burgers te presenteren en de reacties te verwerken. Er is in het kader van het welzijnsplan herhaaldelijk gezegd dat we de burger onvoldoende bereiken. Ik denk dat je van de een op de andere dag niet alles mag ver wachten. Het is heel wat anders om gebruikers/burgers te betrekken bij so ciaal-culturele activiteiten dan in de kamer met 150 kamerleden een voor stel van de ministerraad te honoreren dat landelijke beïnvloeding van het beleid moet worden omgebogen naar gemeentelijke beïnvloeding. Ik denk dat er jaren overheen gaan voordat cp gebruiksniveau mensen voldoende realiseren dat zij op een veel directere manier invloed kunnen hebben. Dan nu naar het resultaat van de thans in twee nota's samengevatte beleidsonderdelen. De algemene nota over het sociaal-cultureel plan en de nota over de sociaal- culturele akkommodaties. Mijn betoog is op beide nota's gebaseerd zoals ook het preadvies wsis, dus op sommige momenten zal ik van de ene nota op de andere overstappen. Dat neemt niet weg dat ik in mijn conclusies heel na drukkelijk het onderscheid weer zal maken. Over de inhoud van de nota's heeft de fractie na uitvoerig overleg, het volgende standpunt bepaald. Centraal in die standpuntbepaling staan de rol en de aard van de gemeente zoals die door de raad is vastgesteld. Te weten: het gemeentebestuur is primair verantwoorde lijk voor de democratische planning en coördinatie van het sociaal-cultureel werk en de gemeente zal inzake het sociaal-cultureel werk primair voorwaarden scheppen en waar nodig adviserend en stimulerend optreden. Nadrukkelijk willen wij voor deze uitgangspunten aandacht vragen, omdat naast de materiele inbreng burgers creativiteit, kennis en bestuurservaring kunnen opdoen en inbrengen indien de overheid de uitvoering aan burgers overlaat. De burgers daarin laat participeren. Op deze wijze wordt op niet onbelangrijke manier bijgedragen aan de ontwikkeling van burgers. In vervolg op deze visie willen wij punt 2 en punt 3 van de voorstellen in de planperiode '82 tot en met '85 aanvullen respectievelijk wijzigen. Punt 2 daaraan zouden wij willen toevoegen dat de gemeente daarbij een initiërende rol heeft en ten aanzien van punt 3 vallen wij de "eerst verantwoordelijke" wijzigen in "mede verantwoordelijke". Het kan niet zijn daar waar die in nota's spreekt van participatie van be trokkenen dat je zo centraal de eerste-verantwoordelijkheid naar het gemeente bestuur terugbrengt. Die eerste verantwoordelijkheid zal er zeker zijn bij de toewijzing van de middelen en bij de toetsing van de beleidsplannen, maar wij zijn van mening dat daarmee dan niets anders gezegd kan worden dan dat het een mede-verantwoordelijkheid is. In de nota wordt zo dikwijls gesproken over kansarme en achtergestelde groepen, die beide doorgaans in een adem worden genoemd, dat verondersteld mag worden dat beide begrippen duidelijk gedefinieerd zijn. Niets is minder waar. Beide nota's volgen het voetspoor van de rijksbijdrageregeling sociaal-cultureel werk door wel de begrippen te hanteren zonder aan te geven wat er onder moet v/orden verstaan. Daar komt nog bij dat afhankelijk van de situatie iemand of groep kansarm is en in een andere situatie beslist niet. Wij pleiten daarom bij de ontwikkeling van de subsidieverordening criteria aan te geven die voor Oudenbosch zullen gelden ten aanzien van de punten kansarm of achtergesteld. Ofschoon de nota op merkelijk veel aandacht besteed aan de democratisering van de dienstverle nende instellingen, valt het op dat dit criterium niet voor elke instelling en even zwaar wordt gehanteerd. Ten aanzien van de stichting gemeenschapshuis wordt bijvoorbeeld geen enkele opmerking gemaakt over de mate van democratisch bestuur ofschoon in de inventarisatiefase hierover de nodige kritiek is geuit. In het verleden heeft onze fractie een aantal malen gepleit om te komen tot een beheerscommissie artikel 61 voor het beheer van onder andere het gemeenschapshuis. Thans willen wij een variant daarop voorstellen om zowel Fidei et Arti als het gemeenschapstehuis in te brengen in een nieuwe stichting

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1981 | | pagina 102