-21- het erg noodzakelijk vind dat de raad op zijn minst weet wat daar speelt, zonder de inhoudelijke discussie te kennen. Daar heb ik op aangedrongen. Wel misschien dat we het via deze weg moeten gaan zoeken, om aan die informatie te komen, maar ik vind het een oneigenlijke weg. Ik vind dat we dat volgens andere af spraken moeten doen. Een laatste opmerking. In denk dat heel sterk samenhangend met de wet openbaarheid bestuur en deze verordening het voorlichtingsbeleid speelt. Wij hebben daar eerder afspraken over gemaakt. Gezegd is dat het college in de commissie algemene en bestuurlijke zaken een discussie zou voorbereiden over het voorlichtingsbeleid, nog voor de vakanties. Ik ja, dat staat heel duidelijk in het verslag van de commissie algemene en bestuurlijke zaken. De heer Rennings die noemde dat met name dat het voor de vakantie zou moeten zijn. Ik heb toen het tijdstip van 6 maanden genoemd dat de nieuwe voorlichter in dienst was. Dat komt ook neer op voor de vakanties en dat is niet weersproken door de voorzitter dus ik neem aan dat dat dan in feite de mening van de commissie was en als het niet weersproken wordt door de voor zitter dan vind ik ook dat hij dat uit moet voeren. Nou heb ik daar zelf wel wat excuses voor gezien. We hebben het de laatste tijd nogal druk gehad in de commissie. Dus ik wil daar niet wild over doen, maar ik wil wel er beslist en zeker op aandringen dat in de eerstvolgende commissievergadering van algemene en bestuurlijke zaken dat daar een heel duidelijke uiteenzetting ligt van het college, van de kant van het college over het gevoerde beleid tot nu toe en datgene wat gehaald is ten aanzien van de nota die is uit gebracht enz. Ik denk dat het tijd wordt om ons daar eens - met deze verorde ning in de hand - over te buigen. De heer VAN HOEK: Mijnheer de voorzitter, in artikel 17 is sprake van persoon lijke beleidsopvattingen van ambtenaren en er wordt dus met name ingegaan op het feit dat de persoonlijke beleidsopvattingen naar buiten moeten gaan van ambtenaren. Ik vind dat zaken waarbij de betreffende ambtenaren be trokken worden dat dan zo'n verordening op zijn minst de commissie georga niseerd overleg zou moeten passeren en voor de rest wil ik opmerken dat ik erop vertrouw dat het college de benaming van actieve openbaarheid dus dat hij die letterlijk zal uitvoeren. De VOORZITTER: Als ik dan allereerst reageer op de opmerkingen of de vragen van de heer Rennings. Ik zal ervoor zorgen dat die openbaarheid in de aandacht van de voorlichter wordt aanbevolen en dat zal zonder twijfel betekenen dat hij er zorg voor zal dragen dat er Dat het in de publiciteit komt. Om gelezen te worden zal het wel in verantwoorde mate gedosseerd moeten worden en op dit moment heeft die een plan de campagne. Ik weet niet of het daarop op korte termijn is in te passen. Ik zal er in ieder geval voor zorgen dat hij er aandacht voor heeft. Heel algemeenziet de heer Rennings via het antwoord de bedenkingen bij dat eerste lid van artikel 10 tegemoet. Laat ik er op reageren in de bewoordingen zoals de V.N.G. die heeft vastgelegd in dat boekje. Voor de duidelijkheid, want anders dan is het voor de toehoorders niet te volgen denk ik. Er is in de verordening opgenomen een bepaling waarin een aantal regels zitten die zeggen wanneer er géén informatie wordt gegeven. Dat is verdeeld in twee stukken. In de eerste plaats het stuk waarin er geen informatie mag worden gegeven. Er staat blijft achterwege het verstrekken van informatie en dat zijn een aantal zaken die binnen de sfeer van het gemeentelijk functioneren niet zo nadrukkelijk aan de orde zijn en daarom werd de vraag opgeroepen: Is dat nou eigenlijk wel realistisch om in een verordening in de gemeente Ouden bosch op te nemen dat het niet gebeurd als de eenheid van de Kroon in gevaar gebracht zou kunnen worden, of als de veiligheid van de staat zou kunnen worden geschaad. Nou de V.N.G. zegt daarop: in de vraag of dat realistisch is kunnen we niet treden. De wet schrijft ons voor dat dat moet. Met betrekking tot En dat noemt men dan de absolute uitzonderingsgronden, daar kun je niet omheen. Daar zit ook nog bij bedrijfs- en fabicagegegevens voor zover deze door natuur lijke of rechtspersonen vertrouwenlijk aan de overheid zijn medegedeeld. Dus dan'moet degene die zë gegeven heeft gezegd hebben; Die geef ik u wel overheid, maar alleen maar om ze vertrouwenlijk te gebruiken. Dan zijn er nog een aantal andere redenen en ja, daarbij hebben we in de commissie algemene en bestuurlijke

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 48