-15-
bestemmingen van dat pand tegen te gaan zoals ook de heer Van der Graaf gezegd
heeft. Ik denk dat we dat zo nadrukkelijker verklaren wat duidelijkheid geeft
in de plannen maar ook in de situatie daar ter plekke.
De heer VAN HOOF: Voorzitter, u zult begrijpen dat ik als functionerend voor
zitter van de commissie die een eensluidend advies heeft gegeven om toch de procedure van
de verklaring van geen bezwaar te gaan, die weg te gaan, dat ik ook behoefte
heb om hierop wat te zeggen. De commissie had naar mijn mening geen andere taak
dan te oordelen of hetgeen gevraagd werd of dat strijdig was met bepalingen die op
dat moment golden. Wij hadden te toetsen aan de bestemmingsbepalingen, trouwens
dat had het college van B. en W. reeds gedaan en die waren al tot de conclusie
gekomen dat de bouwaanvraag niet strijdig was met welke bepalingen dan ook.
Wij hadden te toetsen aan het voorbereidingsbesluit wat er lag, waarvan de heer
Wijnen ook al heeft gezegd van dat daar niet in voorzien was een wijziging om
trent zowel het gebruik als de bestemming van het garagebedrijf. Daar is ook door
de appelant naar verwezen in zijn uitvoerige brief, dat dat niet tot het beleid
van het college en deze raad, dat dat niet de bedoeling is geweest om in ieder
geval om dat voorbereidingsbesluit te nemen. Dat waren onze toetsingspunten. Ge
ruchten of gedachten te kwader trouwen denk ik dat niet in onze besluitvorming
als zodanig mogen meespelen. Wat er in het verleden hieromtrent aan de orde is
geweest dat is buiten deze aanvraag om deze bouwvergunning. Hier wordt voldaan
aan de formele bepalingen die er zijn en de bepalingen waaraan het getoetst moet
worden. Dus ik denk dat daaruit de unanimiteit van de commissie te verklaren is.
Ik ben alsnog de mening toegedaan dat we gewoon reëel elke burger gelijkelijk
behandelend dat we met twee maten zouden meten wanneer we dit verzoek om voor
ziening naast ons neer zouden leggen als raad. Duidelijk meten met twee maten
omdat we in andere gevallen - we hadden het duidelijk uitgesproken in het preadvies
waarin het voorbereidingsbesluit aan deze raad werd voorgesteld - dat wanneer
er bouwaanvragen zouden zijn die niet strijdig zouden zijn met de bedoelingen
van de op te nemen wijzigingen in plan Pagnevaart dat er dan expliciet van de
mogelijkheid van de aanvraag van geen bezwaar of gebruik maken van de maat
regel van geen i bezwaar, dat daarvoor gekozen zou worden. En nu komt naar
mijn mening de terechte vraag van de appelant waarom nu in dit geval niet.
Mijnheer de voorzitter, het enige motief wat zou kunnen gelden op dit moment
dat is zijn te kwader trouw. Ook van deze gemeenteraad. Ik wil me daar niet
achter scharen omdat het naar mijn mening een weg is die zeker een gemeentebe
stuur en in dit geval een gemeenteraad niet mag volgen in het licht van het juiste
recht, rechtsvorming op dit punt. Mijnheer de voorzitter ik wil nog enkele zaken
aanhalen. Mijnheer Wijnen heeft daar ook terloops melding van gemaakt en dat is
op de eerste plaats het punt de informatieverstrekking in eerste instantie aan
betrokkene. Dat heeft weken, maanden geduurd; heeft betrokkene aanzienlijke
sommen aan geld gekost alleen om een informatie te verkrijgen van de zijde van
het gemeentebestuur betreffende het gebruik. Mijnheer de voorzitter, ik vind dat
een zeer laakbare situatie waarin gehandeld is op dat moment. Ik wil dat ook
ten stelligste afkeuren en ik hoop dat dat in de toekomst in ieder geval niet
meer op deze wijze zal gebeuren. Dit was het, tot zover mijnheer de voorzitter.
De heer VAN HOEK Mijnheer de voorzitter, ik vind dat van een voorbereidingsplan
een beschermende werking moet uitgaan. Ik acht de ontwikkeling die nu aan de
orde is niet aan te bevelen. Ik zal dan ook het voorstel van het college onder
steunen.
De heer DU PONT: Ik dacht dat ik op de betogen van mevrouw Kniep en de heer Van
der Graaf niet zo uitvoerig in hoefde te gaan. Hetgeen de heer Van der Graaf
heeft gesteld dat kan ik volledig onderschrijven. Dat het college met name dus
zeer zorgvuldig zal moeten handelen wanneer er een voorbereidingsbesluit ligt,
om dat dan zo gauw wanneer er twijfel bestaat omdat de bedoelingen van de raad
op dat moment nog niet bekend zijn. Ik denk dat het zich toespitst op de
zaken die de heer Wijnen en de heer Van Hoof dus aan de orde hebben gesteld, met
name de intentie die de raad bij het voorbereidingsbesluit heeft uitgesproken.
Dit voorbereidingsbesluit,voor de wijk Pagnevaart genomen, is een voorbereidings
besluit in zijn algemeenheid. Er zijn toen een aantal zaken bij het nemen
van het voorbereidingsbesluit genoemd die met name dus aandacht zouden verdienen,