-10- Punt twee, vinden wij tenminste - dat is de algemene gedachte - dat de bouw en wat de vrije sector-woningen betreft enz. enz. en hoe ze al die sectoren willen noemen, mijnheer de voorzitter, dat maakt mij allemaal niets uit. Het gaat erom wat is realiseerbaar. Daarom vind ik het voorstel wat de heer Rennings in deze richting heeft gedaan ook financieel mogelijk. Om dus vanzelfsprekend de winsten die eventueel uit het bestemmingsplan komen om die daar eventueel voor aan te wenden en dan vind ik nog dit mijnheer de voorzitter, dat B. en W. en de stedebouwkundige hun best hebben gedaan om een zodanig bestemmingsplan te maken waar wij in het algemeen achter blijven staan, omdat dat op deskundige wijze is gebeurd. En vandaar dat ik het vrij simpel vind mijnheer de voorzitter, om te trachten er vanavond maar uit te komen en voor de rest de uitwerking met betrekking tot de verschillende groepen van woningen dat wij die met een gerust hart kunnen overlaten aan de stedebouwkundige en aan B. en W. Dat is mijn gedachte mijnheer de voorzitter. De heer VAN DER GRAAE: Nou, mijnheer de voorzitter, ik doe niet mee aan de beraad slagingen heb ik gezegd, maar ik wil wel een voorstelletje doen aan de raad. Ik wil de raad voorstellen om aan B, en W. te verzoeken - u ziet ik blijf beleefd - of ongeacht de besluitvorming hier de berekening van B. en W. toch nog op tafel zal komen in een later stadium net zo goed als onze berekening er ligt. Ik denk dat veel mensen daar recht op hebben. En dan graag als een openbaar stuk. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik heb een ding in de eerste termijn verzuimd. Dat is bij de ter inzage liggende stukken lag een overzicht van de doorstroom- cijfers over de periode van 1 januari 1979 tot 1 juli 1980. Er blijken 146 mensen van woning te zijn veranderd. Dat moeten we dan zien in een periode dat er weinig woningen gereed gekomen zijn. Met andere woorden de verschuiving moet plaats gevonden hebben in woningen dus in bestaande woningen voornamelijk en dan moet ik toch zeggen dat ik eigenlijk wat terug moet nemen van datgene wat ik een aantal maanden geleden gezegd heb, namelijk dat de doorstroming volstrekt niet werkt. Want 30f% van de verschuivingen betreffen mensen die naar een duurdere koop- of huurwoning gaan. En daar moet dan de kanttekening bijgemaakt worden dat de doorstroming van de koopsector van koopwoning naar koopwoning, dat je die natuurlijk moeilijk kunt doorzien, of dat van goedkoop naar duur is. Met die kanttekening is een percentage van 30% voor mij aanzienlijk meer dan ik had ver wacht. Met betrekking tot het voorstel wat de heer Wijnen net gedaan heeft, die heeft daarop gereageerd. Die houdt vast aan 400.000,Ik denk dat het elkaar niet zoveel maakt. Ik zou willen voorstellen om beide alternatieven en ik weet niet of dat Ik stel voor dat ik dan alternatief B wijzig in alternatief B zoals door de heer Wijnen voorgesteld, te weten het mag maximaal 4-00.000, uit de reserve kosten en het verschil tussen 336.000,uit de reserve en 400.000,uit de reserve kan worden benut door een evenredig aantal premie 1 woningen om te zetten in woningwetwoningen en het tweede alternatief dat is het voorstel waarbij het maximum uit de reserve wordt beperkt tot 350.000, Het gaat me niet om die 50.000,het gaat veel meer om de overweging welke reserves bestem je voor dit soort zaken. Ik denk dat we namelijk in de komende jaren in veel grotere mate een beroep moeten doen op de reserve en ik zou vooral ten aanzien van dit punt nu alvast de nodige zorgvuldigheid willen betrachten. Een stuk beleid bepalen al was het alleen maar dat het in enige mate richting gevend kan zijn voor lob C. Tenslotte wil ik het voorstel van de heer Van der Graaf ondersteunen, dat de cijfers die aan de berekeningen ten grondslag liggen dat die inderdaad alsnog ter kennis worden gebracht aan de raad. De VOORZITTER: Met betrekking tot de opmerking van de heer Van Eijkeren. Ik denk dat we er geen goed aan doen als we hier de ambtenaren tot middelpunt van de discussie maken. Ik denk ook overigens dat dat niet de bedoeling van de heer Van Eijkeren is. De heer VAN EIJKEREN: Er werd alleen door verschillende mensen met name door de heer Van Hoof en de heer Wijnen, getwijfeld aan de juiste methodiek die door ons gevolgd is. Vandaar dat ik genoemd heb -iets wat overigens voor de raads vergadering besloten is, dat is een openbaar feit - dat in contact met de fractie voorzitter de betreffende ambtenaar onze alternatieven zou doorrekenen. Dus ik wil daar wel even duidelijkheid over stellen. Het gaat er mij alleen om aan te tonen dat er keJineli jk een verschil van 1 miljoen zit, terwijl de methodiek die

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 37