-13- vinden wij het van belang dat het personeel van de gemeente op de hoogte kan zijn van wat er elders gedaan wordt. Wij zijn benieuwd naar de mening van het college over het voorstel van O.N.S. om 10.000,uit te trekken voor acti viteiten in het jongerenwerk. Afhankelijk van de invulling van dit voorstel zal onze steun zijn: wij hebben wel het idee dat er op dit gebied iets gedaan moet worden. Het voorstel om de vergoeding voor het raadslidmaatschap te wijzigen komt naar onze mening op een zeer ongelukkig tijdstip. Wij vinden dat dit voorstel aan de orde kan worden gesteld in de volgende raadsperiode. Wij tekenen daarbij aan dat de persoonlijke inzet van iemand voor het raadswerk niet te meten is, waardoor er geen precieze beloningsmaat kan worden aangegeven. Voor een deel liggen de activiteiten zelfs geheel buiten de raadszaal en buiten het ge meentehuis. Bovendien vinden wij dat er naar gestreefd moet worden om raads leden zoveel mogelijk gelijkelijk in commissies zitting te laten hebben. Daarbij komt dat de vergoedingsbasis van de vertegenwoordigers van de eenmansfracties aangetast kan worden terwijl zij zonder de beïnvloedingsmogelijkheid en de vergoeding voor commissiewerk toch van het hele gebeuren op de hoogte dienen te zijn. Mocht het wijzigingsvoorstel een meerderheid halen dan stellen wij voor een maximumvergoeding voor het raadslidmaatschap op te nemen. Het huidige bedrag dient daarvoor als maximum te gelden. Het.-variabele deel van de uit kering dient dan vervolgens over het aantal functies per afzonderlijk raads lid te worden verdeeld. Tot zover het commentaar op de beschouwingen en daar hebben we gelijk ook de fractievoorstellen van andere zijden mee beantwoordt. De heer RUNNINGS: Voorzitter, dame en heren. In de tweede termijn zal ik niet alleen ingaan op hetgeen andere fracties in eerste termijn hebben gesteld maar tevens reageren op het antwoord van het college. De stellingname van de fractie van de Partij van de Arbeid over de handelwijze van het college van B. en W. en de besluitvorming in de raad ten aanzien van fase B bestemmings plan Albano verbaasd ons zeer. Ofschoon het college van B. en W. destijds geen volledige analyse heeft gegeven van de prijsverschillen tussen de diverse alternatieven heeft zij ondubbelzinnig duidelijk haar standpunt ten aanzien van de differentiatiefactoren kenbaar gemaakt. Reeds in het preadvies van de vergadering van 3 juli 1980 maakte het college duidelijk dat zij het niet gewenst vond, dat door herverdeling tussen de woningcategorieën, de druk op de grondprijzen met 12 zou toenemen. Door onze fractie, maar ook door andere is in de raadsvergadering van 10 juli j.l. nadrukkelijk het aspect van de ver hoging van de grondprijzen buiten de woningwetsfeer door wijziging van de differentiatiefactoren besproken en afgewezen.Voorts is bij de besluitvorming en de keuze tussen het voorstel van het college van B. en W. en de ingebrachte alternatieven - laat ik ze maar noemen - Van Eijkeren, Wijnen en Rennings door mij gesteld waarom het voorstel Van Eijkeren door O.N.S. niet gesteund zou worden. Argumenten onzerzijds waren de kostenberekening was aantoonbaar te op timistisch, de aanslag op de reserves zou te groot zijn en de gemeente streeft in te grote mate naar woningwetbouw. Samenvattend concludeer ik dat het college van B. en W. geen bedrof noch misleiding heeft gepleegd, eerder geeft de fractie van de Partij van de Arbeid blijk op dit punt een slecht verliezer te zijn. Het zou de Partij van de Arbeid sieren dergelijke zware beschuldigingen met bewijzen te staven of ze anders voor zich.te houden. Het college van B. en W. heeft naar onze overtuiging in deze zaak zorgvuldig en naar de wensen van de raad gehandeld. Het beleid van bouw- en woningtoezicht is door veel fracties aan de orde gesteld, daarbij is tevens de toepassing van de bestemmingsbepalingen aan de orde ge weest. Beide aspecten zijn ook regelmatig onderwerp van bespreking in de raad, wanneer belanghebbenden tegen een beslissing van B. en W. voorziening vragen. De raad bleek daarbij herhaaldelijk weinig eensgezind. Bij de toepassing van de gebruiksbepalingen uit bestemmingsplannen is gebleken dat zij in een aantal gevallen onvoldoende zijn om ongewenste ontwikkelingen tegen te gaan. Om die reden zijn ook aanvullende bepalingen opgenomen. Dit laatste zal ook gebeuren bij de partiële wijziging van het bestemmingsplan Pagnevaart. Als raadsleden

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 248