-9-
praten over de manier waarop we met elkaar in deze raad zouden moeten omgaan.
Het is bij een initiatief gebleven mijnheer de voorzitter. Wellicht dacht de
heer Van der Graaf toen reeds aan deze algemene beschouwingen die zouden komen.
Toch moeten we de moed niet opgeven denk ik. Eens wordt het beter. Ook al
is een groot gedeelte van deze raad reeds gezwicht voor de politieke in
timidatie die van de zijde van de Partij van de Arbeid gebruikt wordt om B.
en W. en de raad ongewild een zienswijze op te leggen. Toch zullen we als
raad en B. en W. moeten proberen grenzen te bepalen tot hoever men daarmee
gaan kan. Wanneer we als raad bijvoorbeeld uitlatingen zouden sanctioneren
waaarin gesteld wordt het college bedriegt ook willens en wetens de raad.
Mijnheer de voorzitter, dan vraag ik me af of we dan op de juiste weg zitten.
Ik wacht wat dat betreft initiatieven af van minstens degenen die dit
college hier op deze plaats hebben neergezet en waarvan verwacht mag worden
dat zij dit college op dit moment, opgezadeld met deze uitlating, ook thans
zullen steunen. Ik kan me overigens best voorstellen dat de leden van de
Partij van de Arbeid die hun mede-lid op deze dictatoriale, arrogante en
onplooibare manier meemaken geen behoefte hebben aan het verder functioneren
in deze partij. Daaruit moet verklaard worden het opstappen bij de Partij
van de Arbeid van een aantal trouwe werkers aan de basis, gewone mensen die
ook wel eens een keer gelijk willen krijgen. Toch jammer dat dit gebeurt.
Zoals elke gemeente recht heeft op zijn eigen woonwagenkamp - citaat van de
heer Van der Graaf - zo heeft naar mijn mening ook elke gemeente recht op
een fatsoenlijke socialistische partij, waarin ieder die zich tot deze partij
aangetrokken voelt moet kunnen functioneren. Ook daarbij blijven we hopen
mijnheer de voorzitter. Niet opgeven denk ik, eens wordt het beter.
Met betrekking tot het antwoord van het college op het gestelde in eerste
instantie, moet ik constateren, mijnheer de voorzitter, dat het college op
correcte wijze en in juiste bewoordingen heeft geantwoord. Met betrekking
tot de gedane voorstellen, mijnheer de voorzitter, ik heb geen behoefte aan
het voorstel van de Partij van de Arbeid gedaan, tot verhoging van de riool
belasting en de overige tarieven. Dat zal duidelijk zijn naar aanleiding wat
ik daar in eerste instantie over gezegd heb. Ik kan akkoord gaan met de toe
voeging van de post van 30.000,in verband met de post ziekteverzuim en
deze post toevoegen aan de post Onvoorzien. De overige voorstellen van de P.
v.d. A. en met name bij openbare werken vind ik gaan grijpen, steunen naar
mijn mening niet op een deskundige benadering. Ik heb er geen behoefte aan
om begrotingsgetallen om daar bingo mee te spelen. Dat hoort op een andere
plaats thuis. Het voorstel van het Samenwerkingsverband, mijnheer de voorzitter
voor de plaatsing van wegwijzers, daar kan ik mijn steun aan geven. Ik ben
het eens met het voorstel dat gedaan is om de aanleg van de tunnel mogelijk
te vervroegen naar *1981Mijnheer de voorzitter, dan had ik nog een reactie
op het voorstel wat gedaan is om de verdeling van de presentiegelden van '80
in 20. Ik vind dat het eigenlijk een zaak is die bekeken zou moeten worden
in een nieuwe periode.Om dat tussentijds aan te pakken lijkt mij geen goede
zaak. Ik heb begrepen van de heer Van der Graaf dat het eigenlijk voortkomt
uit het feit dat de commissie van bijstand dat die twee keer per maand is en
dat hij nog in een aantal commissies functioneert. Ja, ik denk dat dat een
feit is wat zich voordoet tot een moment dat je bepaalde commissies los van
elkaar We hebben aan het begin van deze periode gekozen voor het
systeem zoals dat nu functioneert en het lijkt me dacht ik ook onredelijk
ten opzichte van andere raadsleden om daar nu op dit moment wijzigingen in
aan te brengen. Mijnheer de voorzitter, ook nog even een opmerking en dat
vind ik toch frappant en daarom ben ik toch blij dat ik hetgeen wat ik zo
juist gezegd heb - ik was eerst van plan om het niet naar voren te brengen -
maar wanneer we nu toch weer in de tweede instantie merken op welke manier
dat de heer Van der Graaf weer stelt dat uw college gesteld zou hebben dat
de Partij van de Arbeid dat het college stelt dat de Partij van de Arbeid
gelijk zou hebben met een brief van 7 november. Ja, mijnheer de voorzitter,
waar zijn we dan mee bezig. Iedereen kan toch lezen en dan stelt de heer
Van der Graaf: het gaat er niet om om te kunnen of te willen lezen of te
kunnen en willen luisteren en over de woordkeus. Mijnheer de voorzitter, in