-11-
beeld hiervan maakten wij kortgeleden nog mee. De vragen die op 16 september
waren gesteld werden eerst op 28 oktober beantwoord. Ook een al te grote werk-
voorraad lijkt ons niet bevorderlijk voor de bijscholing en verdere vorming
van de secretarie-medewerkers. Het gevaar is aanwezig dat de medewerkers
de ontwikkelingen op hun vakgebied niet kunnen volgen. Wij vinden dat deze
aangelegenheden bij het overleg met het personeel aan de orde dienen te komen.
Ook mogelijke wijzigingen in de arbeidsvoorwaarden zoals de vergoeding voor het
secretariaatswerk van commissies dienen daarbij aan de orde te komen. Daarbij
geldt van onze kant dat het gemeentesecretarie als een efficiënt bedrijf gevoerd
dient te worden. Kwaliteit en tijdige uitvoering van de werkzaamheden staan
daarbij voorop. Het nastreven van een al te grote zuinigheid zou daarbij de
wijsheid kunnen bedriegen.Dit geldt bijvoorbeeld voor de stembureaux waar
tijdens de verkiezingsdagen een veel groter aantal uren gewerkt moet worden,waar
vindt men de personen die dit werk onder de gegeven voorwaarden willen verrichten.
Een inspraakprocedure zodat de burgers bij het opstellen en aanpassen van be
stemmingsplannen kunnen worden betrokken vinden wij nog steeds zeer gewenst.
Tot nog toe is toegezegd dat de bewoners bij de herziening van het plan Oudland
zullen worden betrokken. Ook voorlichting op het gebied van de bestemmingsplannen
is gewenst, men kan de burgers duidelijk maken wat er in zijn omgeving kan gaan
gebeuren. Velen lezen tot nu toe over de aankondigingen heen en men kan er niet
uit opmaken wat er aan de hand is. Met een artikel in de krant kan dit aan de
betrokkenen toch veel beter worden aangegeven. De onduidelijkheid over voor-
bereidingsbesluiten wordt nog vergroot als men deze na een jaar weer laat verlopen,
zonder dat er in het gebied iets veranderd is. De behoefte aan het systematisch
verzamelen van knelpunten en uitwerken van een beleid in een zogenaamde anti
cipatienota is reeds duidelijk gebleken in diverse bestemmingsplannen.Wij
betreuren het dat er op dit gebied nog geen vorderingen zijn gemaakt. Het
verbeteren van de inrichting van de kom zal op korte termijn ter hand dienen
te worden genomen. De gedachte om daarbij een stuurgroep in te stellen kunnen
wij niet volgen. Er is veel meer behoefte aan een werkgroep die de voorstellen
maakt. Op dit moment is er niets te sturen. Daarbij komt wie er in een dergelijke
stuurgroep zitting dienen te gaan nemen. Zijn dit deskundigen die vanuit hun
vakgebied en ervaring de haalbaarheid van bepaalde oplossingen hier ter plaatse
dienen te gaan bezien. Het gevaar is aanwezig dat het werken met de stuurgroep
te veel tijd vraagt en te weinig resultaat gaat opleveren. Beter ware: het
om naast de werkgroep een permanent overleg over de voorstellen van gemeentewege
met het K.N.O.V. te openen. Men hoort dan wel welke wensen er leven en kan bezien
in hoeverre die financieel uitvoerbaar zijn. Op deze wijze kan er ook gefaseerd
worden gewerkt enblijft er ruimte voor bijstellingen nadien. Voortvarendheid
is eveneens geboden bij de verbetering van de woonomgeving in het bestemmings
plan Oudland. Men dient er voor te waken dat niet alles tegelijk onder handen
wordt genomen, zodat men na jaren geen stap verder is gekomen.
De naleving van voorschriften en verordening vinden wij een belangrijke zaak.
Wij beschouwen het als een plicht van het college op dit gebied uiterst zorg
vuldig te werk te gaan en een rechtsgelijkheid van alle burgers te waarborgen.
Dit betreft onder andere een consequente toepassing van de bouwverordening.
De strikte naleving hiervan is door alle fracties onderschreven in de commissie
voor algemene en bestuurlijke zaken in haar vergadering van mei 1979*
In dit verband vinden wij het onbegrijpelijk dat het college in afwijking van
de bepalingen van het bestemmingsplan Buitengebied medewerking heeft verleend
aan het gebruik van een paardenstal aan de Nattestraat als paardenopvangcentrum.
In eerder door ons gestelde vragen is er daarbij op gewezen dat de vestiging
van dit centrum niet in overeenstemming was met de bedoeling van de raad,
zodat een bouwvergunning die de afwijking ten opzichte van de planbepalingen
zou vergroten diende te worden geweigerd. De verwijzing in uw antwoord naar de
overgangsbepalingen is evenmin juist omdat de datum van de ter inzagelegging
van het plan beslissend is met betrekking tot de voortzetting van een strijdig
gebruik en niet zoals u zegt de datum van de aanvraag van de bouwvergunning.
Duidelijk is evenmin geworden waarop de ontstane uitbreiding was gebaseerd, op