-^7- 12. Voorstel tot 96e wijziging van de gemeentebegroting 1980 in verband met de ontvangst van een bijdrage van het Hoogheemraadschap West-Brabant in de kosten van het stankvrij-maken van de haven, 2e fase. De VOORZITTER: Daarbij moet ik nog een wijziging op het voorstel aanbrengen. Bij nader inzien na de vaststelling van de verordening op het egalisatiefonds zijn wij van mening dat de noodzaak niet aanwezig is om dit bedrag toe te voegen aan de saldi-reserve. De intentie die we bij de instelling van het egalisatiefonds uitspraken was om dat niet onnodig te laten stijgen. Wij hebben u hebt als raad de vrijheid om dat niet daaraan toe te voegen, maar om bijvoorbeeld op voorstel van B. en W. dat toe te voegen aan het fiscaal egalisatiefonds en dat voorstel zouden wij u willen doen in af wijking van wat hier staat. Mevrouw KNIEP-KÖHNKE: Mijnheer de voorzitter, mijn vraag, die 18.000, in die tweede fase, daar staat: "geen verdere bijdragen kan worden gerekend". Waarom De heer DU PONT: U weet het werk is in twee fasen uitgevoerd. De eerste fase en de tweede fase. In de eerste fase hadden we de toezegging van het water schap dat er 60.000,bijgedragen zou worden. In de tweede fase hadden wij geen toezegging dat er een bijdrage geleverd zou worden. We hadden eigenlijk gezegd dat na de eerste fase er geen bijdrage meer zou komen. In eerste instantie hebben ze ook geschreven dat ze dus niet bereid waren een bijdrage te leveren. Wij zijn er nog een keer op teruggekomen en toen hebben ze alsnog besloten om 18.000,beschikbaar te stellen. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 1Z. Voorstel tot van toepassingverklaring van de "Verordening tot regeling van de vergoeding van verplaatsingskosten aan gemeentepersoneel" op de leer krachten van de scholen voor kleuter- en gewoon lager onderwijs. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, het advies wat erbij ligt dat wijst in de richting dat de beperkende bepaling tot gehuwden gestraft gaat worden. In het preadvies zie ik daar niets over. Mijn vraag: het besluit leidt dat dan toch in de richting zoals geadviseerd is. Zoe niet, dan zou ik willen weten waarom dat advies niet is overgenomen. De heer VAN DER GRAAF: Mijnheer de voorzitter, ik vraag me eigenlijk af waarom hier afgeweken wordt van de normale gang van zaken en niet een voorstel wordt gedaan om de verordening aan de passen. De categorieën staan in de verorde ning. Weliswaar ontbreekt die verordening bij de ter inzage liggende stukken, maar die categorieën, de oudere staan in de verordening en waarom dan niet een normale regel gevolgd en de verordening gewijzigd. De VOORZITTER: Met betrekking tot de vraagstelling van de heer Rennings. Aan de orde was de problematiek dat wij zoekende waren naar de tweede onder wijzer die we mochten benoemen en dat we tot de conclusie kwamen dat als dat iemand was van buiten, dat we dan geen mogelijkheid hadden om op hem de ver plaatsingskostenregeling van toepassing te verklaren. Dat leek ons onbillijk. Dat was ook duidelijk niet de bedoeling van de gemeenteraad. Alleen bij het opstarten van het openbaar onderwijs was die wijziging niet aangebracht. We hebben de wijziging willen beperken tot het hoogst noodzakelijke, omdat we de consequenties van het uitbreiden van de eertijds vastgestelde verorde ning waarin de beperking van dat gehuwd zijn was opgenomen, financieel niet konden overzien, maar ik zeg u graag toe dat we zullen onderzoeken in hoeverre dat consequenties heeft en indien niet erop terugkomen bij u met een wijziging, indien wel u de consequenties onder de aandacht brengen. Met betrekking tot de vraag van de heer Van der Graaf. We hebben de systematiek gevolgd die is van 1969« De heer VAN DER GRAAF: Ja, dan had ik dezelfde vraag kunnen stellen als ik toen in de raad gezeten had.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 187