-25- mijnheer Den Braber zegt ja, het is onze bedoeling om de doelstellingen en uitgangspunten een beetje kleur te geven. Ja, ik begrijp ook welke kleur ze bij voorkeur bedoelen mijnheer de voorzitter, maar ik denk dat we daar als meerderheid van deze raad eigenlijk toch op dit moment borg voor staan dat dat niet in de mate kan gebeuren, zoals zij dat wellicht het liefst zouden willen. Mijnheer de voorzitter, anderen hebben het ook reeds gezegd. De tafel met nota's en rapporten getuigt ervan. Er is een jaar lang door een commissie werk verricht om te komen tot een beleidsplan voor de komende jaren. Mijnheer de voorzitter, wij mogen naar mijn mening niet voorbijgaan aan het vele werk wat daar is verricht. Ik wil daar als conclusie aan verbinden, voor mezelf in ieder geval, dat het afbreuk zou doen aan de werkzaamheden van de commissie wanneer we de uitgangspunten en de doelstellingen die mogelijker wijs daarin weer aangebracht gaan worden, om daaraan voorbij te gaan. Voor mij is in ieder geval de doelstellingen-en uitgangspuntennota uitgangspunt op dit moment. Ik vind daar voldoende weergegeven hetgeen wat er de komende jaren op het terrein van het cultureel werk moet gaan gebeuren. Mijnheer de voorzitter, een advies als afsluiting. De uitgangspunten en doelstellingen gaan we nu straks vaststellen. Ik hoop dat bij de uitwerking die leidt tot de uiteindelijke beleidsnota dat men niet teveel zal verstarren en teveel te regelend op zal treden, maar vrijheid zal laten om aan het particulier initiatief in zijn volle omvang recht te doen. Op het moment dat daar finan ciële middelen voor gevraagd worden mijnheer de voorzitter, dan ga ik er gewoon van uit dat we de middelen daarvoor als gemeenteraad vast en zeker boven water zullen brengen. De heer VAN HOEK: Mijnheer de voorzitter,: uit het verslag van de welzijns- commissie d.d. 6 november 1980 heb ik kunnen lezen dat bij beoordeling van activiteiten eerst gekozen wordt voor doelstellingen, ongeacht de middelen. Vervolgens een keuze wordt gemaakt op basis van doelstellingen en tenslotte gekozen wordt op basis van de (beperkte) financiële middelen. Mijnheer de voorzitter, gezien het gegeven dat het hele decentralisatiegebeuren uit eindelijk om de centen zal draaien^- de decentralisatie vanuit de rijksoverheid ver loopt budgettair neutraal - geloof ik dat als men het financiële aspect in de laatste fase pas laat meespreken de commissie zichzelf zal tegenkomen. De mate waarin men de activiteiten laat meespelen bij de uiteindelijke financiële verdeling is zeer zeker van belang. Vooral als de eigen belasting heffing gaat meespelen en de burgers in de beurs moeten tasten voor hun welzijnsvoorziening. Mijnheer de voorzitter, in het algemeen wordt in de uitgangspunten voldoende aangegeven hoe aan het sociaal-culturele beleid vorm kan worden gegeven. Bij de daadwerkelijke uitvoering zal het parti culier initiatief de basis moeten zijn waarbij de uitvoering door vrijwilligers centraal staat. Voorkomen moet worden dat in de welzijnsplanning de vrij willigers afhaken in de discussie met beroepskrachten, uit andere delen van het welzijnsland. Steun is hier nodig om geen vertekend beeld te krijgen. De vrijwilligers vormen de ruggegraat van vele verenigingen. Een jaarlijkse evaluatie is een nobel streven maar ik vraag mij af of hiervoor voor de vrijwilligers voldoende tijd is, omdat zij dan aan het eigen verenigingswerk niet meer toe zullen komen. Met betrekking tot de inhoud van het beleid zal tussen gemeente en particulier en maatschappelijk initiatief een goed en voortdurend overleg geboden zijn. De heer BROUWERS: Ik heb me in de discussie die zich ontwikkeld heeft bezig gehouden met het maken van allerlei notities. Ik hoop een ding, maar ik hoop dat de raad mij dat niet al te kwalijk neemt, wanneer ik toch sommige dingen oversla, omdat ik het zowel in mijn voorbereiding als hier zo gehoord heb. En een tweede en daar vraag ik dan ook even begrip voor het feit dat alle raadsleden de door hun ingestuurde reacties eigenlijk nog eens helemaal hebben overgelezen, maar al lezende daar die toevoegingen aan deden. Nou om dat bij te houdenIk heb begrip gekregen voor wat de secretaris van de welzijnscommissie afziet als hij moet notuleren, maar ik zal een goede poging wagen. Ik wilde in zijn algemeenheid eerst ingaan op een stukje alge-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 165