-21- die zich op dit terrein bewegen. Die moeten toch al niet zoveel hebben van ja, de bemoeienis van overheidswege. Die hebben hun eigen zaakjes en daar houden ze zich mee bezig en als anderen hun dan nog al te stringent voorschrijven wat ze moeten doen en hoe ze dat moeten doen en ook nog dat er mogelijkerwijs dan nog andere instanties die meer middelen achter de hand hebben zich ermee gaan bemoeien, dan denk ik dat dat een verwarring geeft die ongewenst is. Dan hebben wij er op gewezen dat de gemeente onder steunend moet zijn. Dat moet vooral in deze periode. De vrijwilligers functie die hebben wij belicht dus juist daarmee een maximum aan persoonlijke relaties kan worden verkregen in vergelijking tot mensen die dit in bepaald dienstverband op zich hebben genomen. Dan het punt van de kwaliteitsbevorde ring, dat dat niet mag leiden tot een papieren rompslomp en demokratisering. Ook daar heeft de heer Den Braber zich al over uitgesproken en ja, het gaat niet zozeer om de overlegsituaties zoals die tot nog toe zijn gevoerd, maar dat de mensen om eruit te komen, laten we zeggen in formele zin einde loos moeten gaan zitten vergaderen en allerlei problemen hebben om werk, plan en evaluatie gereed te krijgen en als je dan ziet dat slechts 18 van de 50 organisaties een beleidsplan had, waarbij je dan nogkunt vragen of dat wel voldoende inzicht geeft naar de opvatting van de gemeentelijke instan ties om te kunnen bezien wat er allemaal voorgenomen wordt, dan denk ik dat het nog een hele klus is om ze aan de nieuwe situatie aan te passen voor dergelijke organisaties. Dat geldt nog sterker voor de evaluaties, die moeten worden uitgevoerd. Gelukkig heeft de welzijnscommissie zich op dat punt ook bezorgd getoond en gezegd: nou, wij kunnen ons best verenigen met het voorstel om tot een eenvoudigere vorm van beoordeling te komen, waarbij niet een zekere formele toetsing zoals ik al eerder heb gehoord hier in deze vergadering en wat ik ook heb onderschreven, dat de overheid wel anderen gaat toetsen maar niet zichzelf. Dat klinkt erg ongeloofwaardig denk ik, dat ze hele stringente eisen zouden opleggen. Je ziet het ook bij de moeite die bepaalde organisaties hebben op dit moment al om subsidie te verkrijgen. Dat duurt ook tijden. Het rekenwerk en plus-en min-werk wat eraan te pas komt. We liggen soms nog een paar jaar achter wat dat betreft om de geëigende stukken binnen te krijgen. Ook al zijn dat grote organisaties, waarvan je toch mag verwachten dat ze over geschoolde boekhouders beschikken en ver slaggevers. Ten aanzien van die demokratisering, daar heeft de heer Den Braber zowel als de heer Rennings op gewezen, dat het toch van belang is dat er een demokratisch functioneren plaatsvindt in de organisaties. Dat staat bij ons ook als een paal boven water. Alleen het feit is dat die mensen die daar bij betrokken zijn als lid en bestuurder, dat die dat zelf moeten bepalen en dat wij dan gaan zeggen van nou, hoeveel keer heb je vergaderd en hoe is het stemrecht bij jullie geregeld en hoe gaat het allemaal precies. Als daar geen problemen uit voort komen moeten we ze daar ook niet gaan proberen te zoeken en voor gaan schrijven hoe die mensen daar een overlegstructuur moeten gaan opbouwen, want anders dan gaat daar de tijd in zitten en dan komt er niks van de activiteiten terecht. Dan de particuliere organisaties, daar dat is duidelijk dat wij daar meer waarde aan toekennen dan aan de organisatievorm die van overheidswege worden ingezet om of zouden kunnen worden ingezet om de ja, het werk te gaan uitvoeren omdat de over heid toch altijd de neiging heeft om dat op een grotere afstand te doen terwijl het juist zo is dat particuliere organisaties direct contact hebben met belanghebbenden. Anders bestaan ze waarschijnlijk ook niet erg lang. Nou dan over die doelstellingen. Daarover kunnen we erg kort zijn. We hebben behoefte aan doelstellingen, andere doelstellingen en meer doelstel lingen dan dus aangegeven zijn. Er zijn naar onze mening drie gelijkwaardige doelstellingen. Het aanbrengen van een volgorde daarin vinden wij ongewenst. Een dergelijk afwegingsproces vinden wij heel moeilijk, omdat dat zeer sterk bepaald wordt door individuele opvattingen. In de beleidslijnen die dacht ik ergens op pagina 19 staan, daar wordt dus duidelijk aangegeven dat de achterstandsituaties belangrijke aandacht zullen krijgen. Verder onderschrijven

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 161