-19-
is van doelstellingen. Daarmee denk ik dat je veel te ver gaat. Ik zou toch
met name bij de Partij van de Arbeid willen pleiten om zover niet te gaan en
het toch zeker in dit stadium op globale en algemene doelstellingen te houden
omdat het specifiek invullen toch zal moeten gebeuren op datgene wat vanuit
de bevolking wordt aangedragen als wij inhoud willen geven dat het op basis
van de wensen uit de bevolking wordt samengesteld en ik denk als je het
zo specifiek allemaal gaat aangeven dat het zeker voorwaardenstellend zal
worden ervaren. Met betrekking tot de beperkingen van het Samenwerkingsverband
denk ik althans zo heb ik het verstaan, dat de laatste passage in het verhaal
van de heer Wijnen inderdaad gaat over het demokratisch functioneren. Hij zegt
daar dat je dat niet moet opleggen. Dat ben ik met hem eens. Ik vind het toch
wat te ver gaan dat je alleen maar moet kijken daar waar de behoefte is.
Ik denk dat je dan ook moet aangeven wie die behoefte bepaalt. Zijn dat de
bestuurderen of zijn >dat zij die bestuurd worden. De zorg die hij
uitspreekt dat het beleidsplan en de planevaluatie teveel beslag zal leggen
op de vrijwilligersorganisaties. Ik denk als het inderdaad moet leiden
dat zij plannen moeten maken dat natuurlijk die kans erin zit. Kijk naar de
nota van het college, kijk naar datgene wat er door de commissie is geadviseerd.
Wat in de stellingen is verwoord. Dan is die vrees voor een groot deel wegge
nomen. Tenslotte voorzitter, de kriteria zoals ze door de Partij van de Arbeid
zijn aangedragen. Ik denk dat Ik vraag me af of je die kriteria nu moet
noemen. Inhoudelijk. Ik ben het met de algemene passage in ieder geval eens.
Met betrekking tot het demokratisch functioneren en de flexibiliteit eveneens.
Mevrouw KNIEP-KÖHNKE: Mijnheer de voorzitter, ik wilde mij beperken tot alleen
de uitgangspunten 1 tot en met 6. Het zijn maar een paar regeltjes vandaar
dat ik dit niet schriftelijk heb doen toekomen. De V.V.D. kan zich in grote
trekken vinden in de uitgangspunten en doelstellingen en ik wil beginnen met
punt 1. Ieder individu en/of groep dient naar behoefte aan sociaal-cultureel
werk te kunnen deelnemen. Daar wilden wij aan toevoegen: "en dient, zo hij
daaxtoe in staat is een redelijke vergoeding daarvoor te betalen." Punt k:
"De gemeente zou inzake sociaal-cultureel werk primair voorwaardenscheppend
en waar nodig activerend en stimulerend optreden" wilden wij toevoegen:
"om te bevorderen dat de mens zich zo goed mogelijk in vrijheid naar eigen
aard en inzicht kan ontplooien" en het vervolg in punt A"dedaadwerkelijke
uitvoering dient zoveel mogelijk te geschieden door particulier maatschappe
lijk intiatief, dat daarvoor verantwoordelijkheid draagt en waarbij uitvoering
door vrijwilligers centraal staat'',toevoegen: "Het is van belang dat gewaakt
wordt tegen het ontstaan van monopoly-posities of andere^ onevenwichtigheden
ten gunste van bepaalde groeperingen. Het vrijwilligerswerk moet mede worden
mogelijk gemaakt door regelingen tot vergoeding van kosten die verband
houden met vervulling van vrijwilligersfuncties". En punt 5: "Het sociaal
cultureel werk sluit aan bij initiatieven en de behoeften van de bevolking
of groepen er uit en met name ook die van groepen die dus in situaties van
achterstelling of kansarmoede verkeren toevoegen zodat ze uiteindelijk in
staat zijn op eigen kracht het eigen welzijn te bevorderen en zodoende
hulp van buitenaf niet meer nodig hebben".En punt 6:"Beroepskrachten in
het sociaal-cultureel werk, dienen over een zodanige kennis en ervaring te
beschikken dat een verantwoorde uitoefening van de functie gewaarborgd is.
De vereisten aan kennis en ervaring zijn op landelijk niveau vastgesteld"
toevoegen: "de taak van beroepskrachten moet zoveel mogelijk op ondersteunings-
werk zijn gericht." En vooral onderschrijven wij nog de uitgangspunten
decentralisatie en harmonisatie, zoals aangegeven op bladzijde 7 bij de bijlagen.
Zonder deze elementen zou een goede werking van dit beleid onmogelijk zijn.
Ook willen wij de noodzaak benadrukken van het in grote lijnen uitvoeren van
het welzijnswerk door particulieren.
De VOORZITTER: Mag ik u vragen U had een aantal amendementen. Kunt u die
missen die teksten want Oh, die hebben wij. Dan is het goed.
De heer WIJNEN: Ja, voorzitter, de bijdrage die het Samenwerkingsverband heeft