-1V Egotijdperk wel wat hier als een voldongen feit aanvaard wordt. Ik d^nk dat mensen best mogen werken aan het welzijn van anderen. Het vein bovenaf opleggen van activiteiten ter bevordering van het persoonlijk welzijn is naar mijn mening niet de juiste weg. Ik wil erop wijzen dat wij vinden dat het een taak van de overheid is, althans volgens die bijdrageregeling, om te zorgen dat iedereen aan de bak komt en de overheid zal er goed aan doen zolang we te maken hebben met mensen die niet handig genoeg zijn, geen flair hebben of gewoon voor een dubbeltje geboren zijn en nooit een kwartje zullen worden. Directe ondersteuning vanuit de gemeente, dat heeft de heer Van Hoof onge twijfeld kunnen terugvinden in onze reactie. Verpolitisering moet worden tegengegaan, lees ik uit de laatste alinea op de eerste bladzijde. Ik denk toch dat het kiezen voor bijvoorbeeld kansarm® of achtergestelden dat dat een politieke keuze is en dat je als je dat doet en het werkveld - zoals men dat dan met een mooie term noemt - laat die kansarmai of achtergestelden in de kou staan dat dan de gemeente toch maar in actie moet komen. Het accent van sociaal cultureel werk dient te liggen bij die groepen van de bevolking die zich zelf op enigerlei wijze als kansarm of achtergesteld beschouwen, zegt de heer Van Hoof en daar moet het bij blijven. Ik denk dat hier teveel een ideale situatie als veld wordt genomen. Ik wil erop wijzen dat volgens ons althans niet iedereen voldoende is toegerust om zelf naar de eigen positie te onder kennen. Mijnheer Van Hoof vindt uitgangspunt 3 en k strijdig aan elkaar. Het gaat daar over verantwoordelijkheden en ik wil erop wijzen dat de rijks bijdrageregeling stelt dat de gemeente verantwoordelijk is voor de voorbereiding en het particulier initiatief in eerste instantie verantwoordelijk is voor de uitvoering. Zoveel mogelijk moet weggelaten worden in het verband bij de uitvoering. Ik ben het daar niet mee eens. Zoveel mogelijk dat is bijna het maximum, maar zoals wij stellen na goed overleg moet in voorkomende gevallen de gemeente het best zelf inspringen. Mijnheer Van Hoof vindt niet dat de gemeente moet bepalen of een activiteit levensvatbaar is. In eerste instantie denk ik inderdaad dat gebruikers aan zullen geven of activiteiten levens vatbaar zijn, maar als gemeente hadden wij wel de taak om te onderzoeken of die activiteiten inderdaad door gebruikers levensvatbaar worden geacht. Met name en in meerdere mate wijzigen, nou, dat verdedigt de heer Van Hoof zelf maar. Dat hoeft voor mij niet. Ja, ook de heer Van Hoof steunt het voor stel van de commissie om toe te voegen met behoud van eigen identiteit waar daar behoefte aan is. Ik wil daar De aanvulling van de commissie was, waar daar behoefte en waar dat nodig is. De laatste bladzijde van de reactie van de heer Van Hoof. Ja, de heer Van Hoof zegt het aanbrengen van prioriteiten in de doelstellingen lijkt mij moeilijk. Ik denk dat het on mogelijk is als je er nu een paar gegevens bijhaald, bijvoorbeeld een politieke visie op de inrichting van de samenleving. Wij hebben dat getracht maar als anderen zonder meer toch prioriteiten aan kunnen geven, dan wacht ik dat met spanning af. Mijnheer Van Hoof verwacht geen revolutie op dit terrein en acht het ook niet gewenst. Nou dat kunnen wij onderschrijven. Revolutie is een groot woord, maar ik hoop niet dat de heer Van Hoof hiermee bedoelt dat wat er nou is coüte que coüte maar behouden moet worden. Ja, mogelijk, zegt de heer Van Hoof is er binnen het budget voor '81 en volgende jaren toch ruimte beschikbaar om initiatieven die passen binnen het vastgestelde beleid te honoreren. Ik hoop het van harte. Ik hoop ook dat de heer Van Hoof mee zal werken om die nieuwe middelen aan te boren in die afweging ten opzichte ook van andere beleidsterreinen. De laatste paragraaf, de heer Van Hoof kan er blijkbaar niet buiten, die moet over deskundigen gaan. Hij trekt voor zich zelf een wat al te bescheiden houding. Ieder mens, dus ook de heer Van Hoof kan best bepalen wat welzijn is. Als ik dan onze eigen reactie nog even mag toelichten mijnheer de voorzitter. We hebben de doelstellingen van de nota die drie beschouwen wij als een extern gegeven, als een taakstelling voor de gemeente. Dat zijn voor ons vertrekpunten, dat zijn voor ons uitgangspunten, maar ik wil het vanavond met niemand hebben over het begrip uitgangspunt en

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 154