-8-
De heer RENNINGS: Ik vind het verre van opportuun om een zaak als van Van Aart
daar de suggestie van politiedwang bij te halen. Laat ik daar duidelijk in
zijn. Drie keer komen dat is teveel, maar dat wil niet zeggen dat gelet op de
aktiviteiten dat je dan in zo'n situatie onmiddellijk tot politiedwang over
moet gaan. De vergelijking die daarmee gemaakt wordt naar dat recente geval
van de politiedwang vind ik
De heer VAN DER GRAAF: De vergelijking is gemaakt met Bruijns, de J.B.-markt.
Het is alleen naar aanleiding van die brief gezegd, maar de vergelijking is
gemaakt met de J.B.-markt. Ik heb er de brief van de heer Wijnen nog bij ge
noemd.
De heer RENNINGS: Herstel. Dan toch terug naar het punt waar dan de kern van de
zaak om gaat, om het beleid van bouw- en woningtoezicht, van B. en W. ten
aanzien van bouw- en woningtoezicht terzake aan de orde te stellen. Ik wil
daar pas een oordeel over vellen als ik van B. en W. een - en ik denk dat daar
de algemene beschouwingen zich voor lenen - uiteenzetting krijg van het tot
nu toe gevoerde beleid. Ik denk dat je dat beleid dankunt toetsen aan de werke
lijkheid en ik denk dat het uitermate moeilijk is fragmentarische dingen te
zeggen van we gaan daar een stuk inventarisatie doen. Ik vind daar de zaak
Van Aart zeker niet als voorbeeld voor mag dienen. Even voor alle duidelijk
heid, de politiedwang waar de heer Van Hoof op duidt, daar heeft deze raad
inderdaad gezegd dat die vestiging van die paardenstal van dat bedrijf daar
ongewenst was. Nogmaals dat is een beslissing van deze raad, demokratisch
genomen, op het moment dat het college overwoog om politiedwang toe te
passen om die caravan daar te verhinderen, waren er inderdaad raadsleden die
zeiden daar moet je op dit moment niet naar toegaan en de overweging daarbij
was nadrukkelijk dat op dat moment een beroep om voorziening bij de Raad van
State lag. Met andere woorden ondanks het feit dat ik het college niet volgde
•iri het niet honoreren van wijziging van het bestemmingsplan, sta ik er nog
steeds voor 100$ achter dat het college die beslissing heeft genomen om politie
dwang toe te passen. Alleen op het moment dat die zaak bij de Raad van State lag
was ik persoonlijk van mening dat het op dat moment heroverwogen moest worden.
Nogmaals, om die zaak nu in zijn breder perspectief aan de orde te stellen,
daar zal ik pas aan mee willen werken, zal ik pas steunen als ik bij de alge
mene beschouwingen van het college terzake van het beleid met betrekking tot
bouw- en woningtoezicht nader ben geïnformeerd. Dat ik dan kan toetsen dat
gene met de werkelijkheid.
De heer VAN DER GRAAF: Nou, voorzitter, ik hebht er toch wel aan om te zeggen
en als u straks de notulen naleest dan zult u dat dan ook ondervinden, dat ik
mij niet heb uitgesproken voor of tegen politiedwang, voor of tegen bulldozers.
Ik heb gezegd er is een verschil en dat is hetgeen wat de burger moedeloos
maakt, de burger niet in staat stelt om te ontdekken wat het beleid van de
gemeente is. Ik heb mij in geen enkel geval positief of negatief uitgesproken.
Ik denk dat u dat moet beseffen, dat het nadrukkelijk gaat om te komen tot
een eenheid van beleid. Dat is mijn streven. Nergens anders om. Ik ga tegen
woordig niet meer in debat met de heer Van Hoof Ik wil alleen dus zeggen
dat er na die dreiging met politiedwang de kwestie J.B. Bruijns optrad of
nee, J.B.-markt - ik gooi twee namen door elkaar - en dat daar geen politie
dwang werd toegepast en daarna de kwestie Van Aart, waar ik het met u eens
ben, maar ook dat heb ik in feite eigenlijk al gezegd door te zeggen ik kan
me voorstellen dat als alles keurig op een rijtje staat behalve die artikel
s-procedure kan ik me voorstellen dat er een oogje dichtgeknepen wordt en
dan praat je niet over politiedwang. Met andere woorden ik denk dat ik heel
redelijk ben geweest in mijn benadering. Wat ik naar voren heb gehaald is
het probleem van de onoverzichtelijkheid, niet alleen van de burger, maar ook
voor de raad heel dikwijls, en dat is hetgeen wat ik graag te lijf wil gaan
en waar ik graag met de raad over wil praten, althans in de commissie alge
mene en bestuurlijke zaken. Niet inhoudelijk dus.
De VOORZITTER: Ik zie niemand verder reageren op de vraagstelling van de heer
Van der Graaf. Moet ik daaruit concluderen dat u hem wel of dat u hem niet
wilt volgen Van de heer Van Hoof was het duidelijk, die zei dat hij daar
geen behoefte aan had.