-3k-
Terwijl we toch al zoveel reserves in onze gemeente hebben die nog onaangeroerd
zijn gebleven. Wat hebben we er dan aan om dan weer bedragen te gaan reserveren
die we weer in een potje stoppen om - zoals dat dan gezegd wordt - te kunnen ge
bruiken in tijden dat het anders wordt. Mijnheer de voorzitter, wij hebben nog
voldoende mogelijkheden om middelen aan te wenden voor die situaties. Ik zie
het op dit moment en dan kan ik het wel even zwart op wit stellen, maar degenen
die op dit moment dit voorstel wat hier gedaan is door het college niet volgen
dat zou ik als een directe afwijzing zien van het beleid van B. en W. en
de duidelijke wantrouwen op dit moment over het beleid van het college in 1981
van plan is te gaan voeren. Nou, mijnheer de voorzitter, degenen die dat willen
die moeten dat dan maar doen of voorshand zonder dat er andere argumenten zijn
om op dit moment die belasting dan toch noodzakelijk te verhogen. Ik zie het
als zodanig als een motie van wantrouwen aan het college. U zult begrijpen dat
het voorstel wat hier voorligt om met 2% te verhogen of met welk percentage dan ook
dat dat voor mij op dit moment onaanvaardbaar is.
Mevrouw KNIEP-KÖHNKE: Mijnheer de voorzitter, het is voor mij de eerste keer
dat ik dit meemaak, maar ik ben het volkomen eens met de woorden die zojuist ge
sproken zijn door de heer Van Hoof.
De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, ik heb het daarstraks gehad over de
terughoudendheid die de gemeente moet betrachten op het gebied van de belastingen.
Ik denk dat we nu dus onze aandacht concentreren op de belasting die voor 15
november ingediend moet zijn voor de Koninklijke goedkeuring om hem per 1 januari
te doen gelden, maar ik denk dat we in zijn algemeenheid moeten zeggen van nou
dat maakt eigenlijk niet uit. We moeten op dit moment een terughoudendheid ten
aanzien van alle lastenverzwaringen voor burgers gezien de financiële omstandig
heden waar we mee te maken hebben en ik vind dus het argument van nou je kan dat
nog wel een beetje doorschuiven als je op een andere tijd of plaats komt en je
meent dat je daar wat meer geld nodig hebt nou dan leg je daar weer belasting
verzwaring, maar die laat je dan doorwerken Ik denk dat je dat principe
niet kan hanteren. Dus de verschuivingsmogelijkheden die zou ik gering achten.
In hoeverre het niveau wat we dus voor 1980 denken te bereiken voldoende kan
zijn ja, dat kan ik hoegenaamd niet overzien. Het is natuurlijk belangrijk om
welzijn, werkgelegenheid dat zijn zaken waar de heer Rennings op doelt om
die te'handhaven, maar ik Ik zou zeggen van als we dan met die 2% akkoord
gaan dan moeten we ook uiterst terughoudend zijn op dat andere gebied en dan
moeten we niet gaan zeggen van nou ja, och, het moet op een andere plaats maar
gehaald worden. Dat zou ik toch wel erg triest vinden. Die 2% als zodanig, daar
dacht ik wel dat we daar mee akkoord konden gaan.
De heer VAN HOEK: Ja, mijnheer de voorzitter, ik wil ook graag het voorstel van
de heer Rennings ondersteunen en met de raad dus mee te gaan om de onroerend-
goedbelasting met 2% te verhogen en de andere belastingen ongemoeid te laten
voorlopig. Ik vind dat het voorzieningenniveau niet aangetast moet worden en dat
de mogelijkheden geschapen moeten worden voor een nieuw beleid.
De VOORZITTER: Ik constateer dat er voor mij nog twee dingen zijn om op te merken.
Dat is in de eerste plaats dat waar de heer Van Hoof zegt dat er nu weer de
nodige honderdduizenden guldens in een potje worden gestopt, dat we ons wel
moeten realiseren dat f 13«500,is voor alle belastingen en niet meer. Dus
het hele belastinggebied is 1.250,000,—.En met betrekking tot die motie van
wantrouwen. We hebben daar geen overleg over gepleegd, maar zo kan ik niet zeggen
dat het door ons wordt gevoeld. Ik constateer dat er was een voorstel van 3°/°»
Wilt u dat in stemming brengen, want dat is het meest verstrekkende.
De heer VAN DER GRAAF: Nee, want we hebben duidelijk uitgesproken voor de amen
dering van de heer Rennings.
De VOORZITTER: Oké. Dan is er het voorstel van het verhogen van de onroerend-
goedbelasting met 2% en het achterwege laten op dit moment van de verhoging
van de niet aan 1 januari gebonden belastingen en ik constateer dat met uit
zonder van mevrouw Kniep en de heer Van Hoof, daar de raad voor is.
De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, ik zou toch een stemming willen op
dit punt.
De VOORZITTER: Toch een stemming Akkoord.