-22- kun je natuurlijk veilig nemen en zeggen van nou dat moet 5,zijn en anders dan vind ik dat het te weinig is en een ander zegt van nou ik wou het met iets meer risico nemen. Dat is toch een hele arbitraire zaak denk ik en om nu op voorhand te zeggen van het moet 5,zijn of het moet *+,50 zijn, nou dat vind ik tja, moet je dat nou vooraf vastleggen. Dat is tot dusverre een ervaringsgegeven geweest dat wij dacht ik van jaar op jaar zomaar eens gedaan hebben. Laten we dan zeggen met goedkeuring van de provincie om binnen die ruimte te blijven. Dan het plafond van die maximale toevoeging, dat de heer Rennings noemt. Ik dacht dat dat meer betrof de snippers eigenlijk van de belasting die binnenkomen en niet zozeer van dingen die je nog duidelijk kan voorzien, maar meer zo van och, er is in de loop van de tijd in de basis iets veran dert en nou komt er een groot bedrag binnen wat toevalligerwijs aan het begin van of een jaar of anderhalf eerder te voorzien was en dat stoppen we dan maar in dat fonds. Dat vind ik nou niet zo'n vreemd voorstel om dat hierin op te nemen. De VOORZITTER: Met betrekking tot de opmerkingen, zoals ze zijn overgebleven. Ik begrijp dat er niemand er behoefte aan heeft nu de heer Den Braber het voorstel om 18 lid 1 in te trekken om 'dat toch weer ten tonele te voeren, dus ik neem aan dat we daar niet over hoeven te praten. Met betrekking tot de post onvoorzien gaat het om het objectiveren en ik denk dat daar op zich ook niemand eigenlijk bezwaar tegen heeft. De heer Wijnen stipte zojuist nog even aan dat ieder bedrag arbitrair is. Ik denk dat niemand dat in deze zaal ontkend heeft, want dat is inderdaad. Ik denk ook dat dat het best wordt aangeduid door het woord onvoorzien. Wellicht dat het een oplossing zou kunnen zijn. In de verordening staat niet hoe je het moet vaststellen. Ik denk ook niet dat je dat in de verordening hoeft te zetten, maar dat we bij de begrotingsbehandeling aan de hand van het bedrag en aan de hand van een advies wat daarvoor door het college dan kan worden uitgebracht in overleg met de ambtelijke medewerkers dat te zeggen van we gaan het zo objectiveren. Dan nemen we dat bedrag, dan nemen we de basis waaraan we het ophangen en die vermenigvuldigingsfactor wordt de factor die we in de toekomst hanteren. Dus dan gaan we in feite uit van het bedrag waartegen u ja zegt en de vermenigvuldigingsfactor waartegen u ja zegt en dat heet dan in de toekomst het vastgestelde bedrag zoals we dat hier bedoelen. Zou dat een praktische oplossing kunnen zijn. Met betrekking tot het plafond van die meeropbrengsten. Ja, ik denk inderdaad met de heer Den Braber dat het gaat om onvoorziene meevallers en ik denk met de heer Wijnen dat het gaat om snippers. Ik kom daar direkt bij de heer Rennings nog op terug. Ja, de heer Van Hoof meende te consteren dat anderen wel afschriften hadden. In ieder geval niet door bemiddeling van het college. Ik vind dat wel jammer want dat ben ik best met de heer Van der Graaf eens, maar het is niet anders. Dan zegt de heer Van Hoof: al de belastinggelden naar weer een fonds. Ik denk dat hij toch de klemtoon verkeerd legt. Het is niet zo dat we een fonds maken en zeggen van nou gaan we dat flink vullen, maar vanuit de constatering dat er wel eens gelden over zijn. Laten we hopen dat dat niet om kapitalen gaat want ik denk dat het niet zo is, dan moeten we wel zorgen dat we die kapitalen of dat we die middelen, kleinere bedragen, dat we die toch kwijtraken. Niet aan die saldi-reserve, maar aan iets waarbij we erover kunnen blijven beschikken en ik denk dat we daarvoor gewoon een goed regime kiezen met dat fiscaal ega lisatiefonds. Dat laat onverlet het feit dat de kredieten bewaakt moeten worden en ik zeg u ook graag toe dat daar de aandacht naar zal blijven uitgaan en dat daar ook de middelen in de vorm van de automatisering zoals die er zijn waar mogelijk voor gebruikt zullen worden. Met betrekking tot de vraag van de heer Van Hoof of een vast bedrag voor de post onvoorzien noodzakelijk is. Nee, dat is niet. Dat wordt niet van ons verlangd. Ik heb u ook gezegd wat voor een variatie er binnen de provincie voorkomt en waar het provinciaal be stuur genoegen mee neemt. Als u dan concludeert, ja, je kunt als er geen vast bedrag noodzakelijk is daar je ook laten leiden door het uitgangspunt van de begroting, dan denk ik dat u nou net zit op het spoor waar de heer Den Braber met zijn voorstel vanaf wil, omdat een begroting op zich natuurlijk toch risico's

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 111