-21- De heer VAN DER GRAAF: Nou mijnheer de voorzitter, ik heb behoefte om even te reageren op de heer Van Hoof. Hij geeft er blijk van dat hij er geen barst van gesnapt heeft en daar wil ik niks aan veranderen, maar hij raakt op een punt laten we zeggen de zorgvuldigheid die de Partij van de Arbeid-fractie heeft te betrachten en met naihe dus over die voorstellen en daar wilde ik dan wel graag even iets over zeggen. Mijnheer Van Hoof is er naar mijn mening ook bij geweest in de commissie algemene en bestuurlijke zaken, waar gesproken is over het onderwerp en waar in feite besloten is omdat dit niet voldoende bestudeerd kon worden om daar een andere weg voor te volgen maar onder vast houding van het streven om het in deze raadsvergadering te krijgen. Daar vloeide uit voort dat er toen is afgesproken dat de fracties die voorstellen hadden dat schriftelijk zouden indienen. Dat heeft de Partij van de Arbeid- fractie gedaan, maar met daarbij eigenlijk in het achterhoofd dat dan door het college deze voorstellen in ieder geval doorgespeeld zouden worden, hetzij via de ter inzage legging, hetzij via toezending van die voorstellen. Wij hebben niet gevonden dat dat op onze weg lag, gelet op de afspraken die er ge maakt waren. Wel dat blijkt dus laten we zeggen een communicatiestoornis ge weest te zijn, maar ik wil toch wel van het idee af dat wij de raad onverhoeds zouden overvallen met voorstellen, terwijl dat overigens heel regelmatig zo gedaan wordt -dit is dan alleen iets wat dat zou kunnen verfijnen de moge lijkheden om frakties eerder kennis te laten nemen van' voorstellen, die hier binnenkomen een bepaalde ingewikkeldheid hebben, zodat men zich er beter over kan buigen. Nogmaals wij zijn te goeder trouw geweest en hadden dit graag ter kennis gezien van elke raadsfractie. De heer RENNINGS: Een paar korte opmerkingen voorzitter. Dat mocht de heer Van Hoof de indruk hebben dat ik wel over die stukken beschikte of andere ik heb niets anders dan datgene wat ik van het college gekregen heb: het preadvies met de concept-verordening. Het punt van het plafond ben ik toch niet content met het antwoord.Ik denk dat ik ook enigszins verkeerd begrepen ben. Ik heb willen aangeven dat wij er natuurlijk bij zijn wanneer wij dat fonds vullen met meeropbrengsten van de belasting. Er doet zich echter regelmatig een moment voor dat bij de onroerend-goedbelasting bijvoorbeeld dat wij opnieuw gaan schatten en dan sta je voor de keuze op welk niveau je je tarief opnieuw moet vaststellen. Ik denk dat je met een fiscaal egalisatiefonds dat je dan ook expliciet moet aangeven tot welk bedrag je meeropbrengst in deze zin dan ook naar het egalisatiefonds brengt. Ik denk dat er een tweede argument voor is als je de onttrekkingen aan het plafond bindt en je pretendeert dat het een fonds is om schommelingen te compenseren zou je ook de toevoegingen moeten van een plafond voorzien, want het betekent dan dat je bij de vaststelling van de begroting steeds de optimale zorgvuldigheid moet betrachten dat je zo goed mogelijk blijft ramen want het is niet onbeperkt dat je naar egalisatie fondsen kunt overhevelen. Vandaar dat ik aan u voor zou willen stellen bij punt e van artikel 17 achter die punt tot een maximum van 20% van de betreffende belasting. Ik vind daar dan ook een zekere koppeling in met artikel 18 waar de onttrekkingen tot 20% van de belastingen zijn gemaximaliseerd. De laatste opmerking die ik zou willen maken is artikel 1, de objectivering. Ik denk dat het een misverstand is geweest over de berekening daarvan en als we nu kijken dat we sinds jaar en dag een bedrag per inwoner gehad hebben dan volg ik de heer Den Braber graag om dat bedrag per inwoner te nemen waarbij gelet op de mededeling van de voorzitter dat in de begroting 5,genomen is of we er dan niet veel beter aan doen om ineens 5,te noemen en dat dan terug te rekenen naar die objectieve norm om daarmee in ieder geval een concept-wijziging in de begroting te voorkomen of anders dat de begroting op dat punt moet worden bijgesteld. De heer WIJNEN: Ja, ik wou eigenlijk reageren op dat voorstel van dat bedrag onder 2a. Ik dacht dat het meer een norm is om te kijken op de begroting, of de begroting of hoe je nou de begroting beoordeelt van zit er nou nog voldoende ruimte in de mogelijkheid om onvoorziene posten op te vangen. Dat

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 110