-16- betrekking tot een beschikking over de saldi-reserve wil ik opmerken onlangs nog enkele mensen van de provincie beluisterd hebbend dat wanneer vol doende beargumenteerd men best bereid is aan een dergelijke beschikking medewerking te verlenen. De VOORZITTER: Als ik allereerst mag reageren.Oh nee, laat ik eerst reageren op woorden die van veel kanten zijn gekomen. Woorden van waardering die ik graag doorleid naar onze ambtelijke medewerkers die hier hun best op hebben gedaan en ik sluit me daar namens het college graag bij aan, dat dit een prima stuk werk is, wat erg goed is opgebouwd en wat ook duidelijk de moge lijkheden die je als raad hebt aangeeft om hier een gedachte uit te werken. Hartelijk dank in ieder geval voor het compliment van uw kant. Met betrekking tot de opmerkingen van de heer Den Braber ben ik het met hem eens achteraf dat het jammer is dat de opmerkingen en de reactie die daarop mogelijk was niet al eerder ter kennis is gebracht van de raadsleden. Hetzij door het aan hen toe te sturen, hetzij door het ter inzage te leggen. Het was wel klaar maar wij hadden - en misschien dat daar dan de fout zit - in de commissie algemene en bestuurlijke zaken een procedure-afspraak: gemaakt die we eigenlijk beter hadden kunnen maken in de zin zoals u nou bedoelde, alleen dat hadden we niet gedaan. Ik hoop dat het desondanks mogelijk is om aan de hand van de concrete en duidelijke voorstellen die u gedaan hebt toch met elkaar tot een afronding van besluitvorming te komen. Van de opmerkingen in uw brief zijn er een aantal over gebleven. In de eerste plaats om een plafond te stellen met betrekking tot de extra afschrijvingen. Laat ik de bedoeling van het college in ieder geval heel duidelijk naar voren brengen. Die extra afschrijvingen die worden hier ten tonele gevoerd in het kader van de een malige middelen in het verleden. Daar moesten we op een goed moment mee uit de voeten voordat we juni van het jaar volgend op het begrotingsjaar zelf bereikten want anders dar liepen we de kans om een batig saldo te laten overvloeien naar de saldi-reserve. Nou daarom kwamen we dan op het laatst als er geen andere invullingen meer werden voorgesteld met het voorstel om dat restant in zijn totaliteit te gebruiken voor extra afschrijvingen. Ik weet dat nu een fiscaal ega lisatiefonds willen gaan instellen dat je dan eigenlijk de intentie moet uit spreken om in principe niet of nauwelijks extra afschrijvingen toe te passen want dar ga je het effect van egaliseren wat je wilt bereiken onmogelijk maken of in ieder geval aanzienlijk minder mogelijk maken dan de bedoeling van het fonds zelf is. Er blijven best een aantal zaken - ik ben het daar graag mee eens met de heer Den Braber -die er zich wel voor lenen, omdat ze zo moeilijk zich voor een afschrijving lenen, bijvoorbeeld die immateriële zaken, bijvoorbeeld zaken waarbij je ontdekt dat je een verkeerde termijn gekozen hebt danwel waar alleen nog maar een boekhoudkundige waarde aan een object kan worden toegekend. Ik denk dat we in principe zouden moeten afspreken om geen extra afschrijvingen toe te passen. Als het dan al gebeurt dan is het een zaak die de raad aangaat en ik denk dat je daarom dan gerust kunt zeggen we kunnen dat plafond eigenlijk best missen, want we zijn er allemaal zelf bij. Met betrekking tot de limiet voor die minimale onttrekking heeft het college gezegd we moeten in de nota meenemen de besluitvorming, de hele principiële besluitvorming die de raad bij de vaststelling van de begroting 1980 heeft gedaan en waarbij gezegd is er is in het kader van die eenmalige middelen - nou dat begrip mag ik dan even als bekend veronderstellen - een stuk wat structureel is dat kom je over lengte van jaren tegen en dat stuk gebruiken we als een stuk begrotingsruimte aan het begin. Dat hebben we voor de eerste keer gedaan in een jaar waarin we het hard nodig hadden. Ik denk dat niemand dat zal ontkennen, maar we hebben als college gezegd waar de raad zo'n princi piële uitspraak heeft gedaan moeten we dat in ieder geval meenemen. Vandaar dat artikel 18.1 een verwoording is van het voorstel wat de raad op het voorstel van de heer Rennings vorig jaar bij de vaststelling van de begroting '80 heeft genomen. Met betrekking tot 2 onder a denk ik dat niets zich ertegen verzet om het bedrag voor onvoorzien te objectiveren. Dat zeg ik dan wel een beetje vanuit de wetenschap dat we een aantal posten die eigenlijk best te

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 105