-15-
De VOORZITTER: 1/200'.OOO.
De heer RENNINGS: Herstel, maar ik denk dat je dan veel eenvoudiger kunt zeggen
ik neem 1/200. Dat is dan ongeveer de verhouding die ik nodig heb. Ik denk dat
er een relatie is tussen inwonertal en uitkering uit het gemeentefonds en de
belastingen. Ik denk dat daar in grote lijnen een verband tussen bestaat. De
andere wijziging die hij voorstelde en ik ben nou even het blad kwijt, dat denk
ik dat een goede wijziging is. Artikel 12, punt c en ik zou vooralsnog dat voor
stel willen steunen. Ik heb een andere inhoudelijke opmerking en die heeft be
trekking op het punt in het preadvies op bladzijde 3» Daar wordt aangegeven
op welke wijze je het egalisatiefonds voedt en een daarvan is de voeding de
meeropbrengst van de gemeentelijke belasting, welke ontstaat anders dan
wegens tariefaanpassingen, bijvoorbeeld door hogere economische waarde van de
onroerend-goedbelasting, meer honden, hoger waterverbruik en dan vraag ik me
af moeten we ten aanzien van dat punt niet de nodige voorzichtigheid betrachten
want ik vind dat je dan bijna de grens overschrijdt dat elk jaar zijn eigen
lasten draagt en zijn eigen opbrengsten heeft. Ik denk als je dat zo zegt
of je dan ook niet de meer- of minderkosten in de begrote posten naar het fonds
moet overhevelen en ik geloof niet dat dat de bedoeling is. Daar komt nog iets
bij, dat als we dit niet limiteren, dat je dan bij een sterke groei van
waarden zoals we dat de afgelopen jaren gehad hebben, dat we dan tot een hogere
waarde van de onroerend-goedbelastingen komen en dan was het vorig jaar de ge
woonte om dan het tarief naar evenredigheid aan te passen. Dan zou met deze
onderbouwing van het egalisatiefonds je geneigd zijn om de volle meerwaarde
maar in het egalisatiefonds te stoppen. En dat zou ik toch willen tegenhouden
als dat ongelimiteerd zou gebeuren en ik zou ten aanzien van dit punt dus
minimaal een plafond voorstellen, voor willen stellen, omdat anders het
zoveel vrijheden geeft tot voeden dat we dan de stelling dat elk jaar zijn
eigen lasten draagt toch wel op erg grove wijze geweld aandoen.
De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, wij vinden het een goed voorstel.
Vooral vanwege de uitvoerige toelichting en omschrijving. Ik ben er erg mee in
genomen. Ik vind het alleen jammer dat er niet eerder is mee kunnen komen worden,
want het lijkt toch wel dat nu de vette jaren voorbij zijn er heel wat magere
jaren aanbreken waar mogelijkerwijs niet de redenering die de heer Rennings
ophangt van nou, het zal altijd wel zo blijven hè, dat er veel overschotten
zijn. Ik denk dat dat van tijd tot tijd wel eens zou kunnen verschillen in de
tijd en vandaar dat dit fonds erg goed is. Alleen de vulling dat zal misschien
in een bepaald jaar wel eens een probleem kunnen zijn. Toch valt het me op dat
er nog 100.000,in te stoppen valt. Dat bedrag, gezien de belasting die dan
geheven wordt, dat vind'ik dan toch nog een aanzienlijk deel van wat jaarlijks
betaald wordt zeg maar onder meer aan onroerend-goedbelastingen. Dan zou ik
in willen gaan op ja, die extra afschrijvingen van de heer Den Braber. Die
heeft wat voorstellen gedaan. Een plafond erin aan te brengen en ja, ik denk
dat men bij de extra afschrijvingen toch ook wel zou kunnen kijken naar het feit
van in hoeverre dat inhaalzaken betreft waar je fouten hersteld, dus wat dat
betreft geloof ik niet dat dat een extreem voorstel is. Dat kun je natuurlijk
nog een klein beetje proberen te sturen, beter te sturen, door het nadrukkelijker
te omschrijven, maar ik denk dat dat ook wel de bedoeling is als je extra
gaat afschrijven. Dan ga je toch wel kijken naar de meeste behoefte op dit moment.
Dan 181 afschrappen of 18.1 schrappen dus de onttrekking van de eenmalige
middelen of de vulling met eenmalige middelen. Dat lijkt me toch wel wat ver
gaan. Ik dacht dat het een ervaringsgegeven was dat op grond van de huidige
situatie ter plaatse een bedrag voor laten we zeggen langere looptijd-investe
ringen mogelijk is en dan denk ik dat ik aan het eind ben van mijn opmerkingen.
De heer VAN HOEK: Mijnheer de voorzitter, ik ga akkoord met het voorstel. De
gebruikelijke overzichten welke voor de raad elke maand ter inzage liggen
met betrekking tot de begrotingspositie geven een goed overzicht van de beschik
bare budgettaire ruimte waarbij onderscheid gemaakt moet worden tussen
structurele en incidentele ruimte. Ik geloof dat een dergelijke aanpak ge
tuigt van een inzichtelijk financieel beleid. Ik geloof echter niet - en
daar steun ik de heer Van Hoof in - dat met het instellen van een fiscaal
egalisatiefonds wij de koe met de gouden horens hebben binnengehaald. Met