zullen worden om een sluitende begroting te krijgen. We zullen misschien wat meer ruimte krijgen om het ene jaar naar het andere meevallers te verschuiven of er gebruik van te maken. Naar mijn mening was die mogelijkheid ook al reeds in ruime mate aanwezig bij de post eenmalige middelen. Ja, mijnheer Den Braber heeft een aantal voorstellen gedaan om wijzigingen aan te brengen. Ik vind het eigenlijk jammer dat we die wijzigingsvoorstellen niet op schrift hebben zodat we daar vantevoren studie van hadden kunnen maken zoals we dat hebben kunnen doen van het voorstel van B. en W. in zijn totaliteit. Wellicht is het toch zinvol om deze wijzigingsvoorstellen alsnog rond te delen en daar dan mogelijk een korte schorsing aan te wijden. Ik vind het stuk wat voor ons ligt met de heer Den Braber inderdaad zodanig goed, dat er voor mij geen wijzigingsvoorstellen nodig zijn. Hij heeft om dan op een aspect in te gaan dat structurele bedrag. Nou mijnheer de voorzitter, dat was niet zomaar uit de lucht gegrepen dat was een berekend bedrag, dat was gebaseerd op een aantal bedragen van jaren in het verleden dus wat dat betreft vind ik dat op zich geen onreële zaak om daar geen gebruik van te maken. De rest van de voorstellen mijnheer de voorzitter, daar kan ik inhoudelijk niet zozeer op ingaan, omdat daar de tijd van bestudering te kort voor is. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, waardering voor de nota. Ook de kwaliteit en ik denk dat we toch eigenlijk misschien nog onvoldoende beseffen wat een effect dat heeft. Ik heb de overtuiging dat hier een stukje pionierswerk ge daan is. Als je een klein beetje ingewijde bent in de gemeentefinanciën dan is het grote probleem niet op gemeenteniveau, niet alleen op gemeentelijk niveau, maar ook bij de provincie en zeker bij het rijk dat bij de begroting we altijd geld tekort komen en dat we bij het vaststellen van de rekening soms het tienvoudige van wat we tekort kwamen overhouden. Dat is iets wat voor zover mij bekend een euvel van na de oorlog is. Ik denk dat het iets te maken heeft dat we toch in ieder geval een stukje op zeker spelen bij het uit gaven ramen en daartegenover stellen de inkomsten en dat als dan vertraging in de uitwerking komt dat dan middelen overblijven. Het gevolg daarvan is en we hebben daar allemaal de ervaring mee, we hebben in een vier- vijftal jaren zo'n miljoen naar de saldireserve zien gaan. Dat we feitelijk maar zeer beperkt kunnen benutten en dat is voor mij dan het concrete feit Deze nota is zo uitputtend, laat zo duidelijk zien welke instrumenten je kunt hanteren om te voorkomen dat het naar de saldi-reserve gaat en eigenlijk te komen tot een rendementsverbetering van de middelen uit het afgelopen jaar dat - en ik ben bijna de mening toegedaan dat de middelen nog niet uitgeput zijn, de instrumenten nog niet uitgeput zijn. De tekenen des tijds zullen daar wellicht nog meer aanleiding toe geven, maar deze stap is uitermate waardevol. Bij de algemene beschouwingen heb ik het voorstel gesteund. Dat doe ik uiteraard nu ook. In de loop van het jaar heeft mij het gevoel bekropen van God, nou hebben we een egalisatiefonds, maar de tijden verkeren en wellicht stellen we het in op een moment dat we het niet kunnen voeden. Het tegendeel is waar gebleken, dus wat dat betreft is het egalisatiefonds onder een goed gesternte geboren. Ik heb dus en dat heb ik al gezegd, dat de niet alleen het egalisatiefonds maar met name ook de andere instrumenten, de eenmalige middelen, waar we al een aantal jaren ervaring mee hebben, maar ook de post de structurele ruimte uit de eenmalige middelen, dat dat elementen zijn om op een betere manier de ruimte zichtbaar te maken en tot een zekere harmonisatie van de middelenverdeling te komen. Vandaar dat ik ook wat moeite heb met het voorstel van de heer Den Braber om artikel 18 te schrappen de post minimaal het structureel bedrag van de post eenmalige middelen. Ik denk dat je dan dat instrument niet meer kunt hanteren, want als je het hier uit schrapt dan denk ik dat je er ook niet toe kunt overgaan om die post in de begroting op te voeren. Ten aanzien van de andere wijzigingsvoorstellen kan ik u zeggen dat ik met het eerste voorstel, daar waar hij verband legt naar de uitkering uit het gemeentefonds en de belastingen dat ik hem maar voor een deel volg, te weten daar waar hij zegt dat er 1/200 van die middelen moet zijn. Ik denk dat hij de relatie naar het aantal inwoners dan moet laten vallen, want anders kom je op 1/200 dan kom je op ongeveer 45.000,uit en ik denk dat dat het bedrag is wat we ongeveer ook nodig hebben. -lij-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 103