J.
-55-
dan zover gaan dat je een dergelijk plan moet af laten ketsen. Dan zeggen wij:
nee. En dan denk ik dat er voldoende karakteristieken aan dit plan zijn
die je niet tot een precedent naar anderen laat toeleiden. Dat heeft te
maken met de combinatie van winkel-woningpanden, dat heeft te maken met
dat er afgebroken moet worden in een bepaald oud stuk van een wijk in de
gemeente waar een nieuwe activiteit gecreëerd moet worden. Ik denk voldoende
argumenten die het mogelijk maken dat de schade van de precedentwerking
tot het minimum wordt beperkt.
De heer WIJNEN: Mijnheer de voorzitter, op de voorwaarden van de verkoop van
dit stuk grond en de daarop te bouwen woningen is in onze fractie uitvoerig
gesproken. Onze zorg betrof op de eerste plaats wel het beschikbaar komen
van woningen voor Oudenbosschenaren. Dat blijkt ook wel uit beschouwingen
die eerder gehouden zijn in 1979» Regeling voor de voorkeur voor Oudenbossche
huurders en opname van het puntenstelsel hebben dan ook onze instemming en
dat leidt zoals Habo zegt al op zichzelf al tot een belangrijke verkleining
van de markt voor dit type woningen. Het is natuurlijk van invloed dat
door die verkleining de prijs gedrukt kan worden en dat je dan eerder woningen
voor Oudenbosschenaren beschikbaar krijgt. Dan speelt aan de andere kant
mee dat de markt voor koopwoningen op dit moment ook niet erg gewillig is
zoals ook de heer Rennings al zei en dat dat mogelijk ook wel een probleem
zou kunnen zijn om er vanaf te komen. Omdat wij bij het opnemen van de
volledige richtlijnen in de verkoop overigens vrees hebben voor de re
alisering van het project in deze vorm en op de termijn dat dat zou kunnen
dat heeft bij ons toch wel de gedachte opgeroepen om ons met het voorstel
zoals het nu ter tafel ligt te kunnen verenigen waarbij dan in acht moet
worden genomen dat de bijzondere omstandigheden waaronder daar ter plekke
gebouwd moet worden en dat we in zijn algemeenheid de richtlijnen en de
verkoopregulerende bepalingen gehandhaafd willen zien en toegepast willen
zien.
Mevrouw KNIEP-KÖHNKEIk wilde ook graag hier iets van zeggen. Ik ga mee
met de heer Rennings, de heer Wijnen en de heer Van Hoof wat aangaat dat er
eindelijk eens wat gebeuren moet daar op die plek. Het is een doorn in het
oog voor de Oudenbossche bevolking.
De VOORZITTER: Ja, ik denk dat het goed is te onderstrepen dat wij van mening
zijn als college dat het aanbeveling verdient om waar mogelijk, en dat betekent
in principe altijd die richtlijnen zoals we die in de raadsvergadering van
januari 1978 aan u hebben voorgesteld te handhaven. We hebben nu de indruk dat
je in bijzondere situaties toch de souplesse moet hebben om als er echte
redenen voor zijn om dat aan te passen. Die redenen zijn er in deze situatie
naar onze mening aanwezig omdat het gaat om een zaak die we anders niet
ingevuld krijgen. Dan blijft het een rotte plek. Dat was ook de reden waarom
we in eerste instantie en de heer Van der Graaf zegt dat hij zich uit de
stukken herinnert dat Habo aanvankelijk er wel mee geconfronteerd is. Ik
waag dat te betwijfelen. Ik kan het niet staven zo min als hij, maar ik ge
loof het niet. Ik denk dat we daar nooit aan toe zijn gekomen aan een zo
gedetailleerde invulling en dat het bijzondere karakter van de wijze waarop
daar gebouwd moest worden dat dat er onmiddellijk toe heeft geleid dat er
geen ander voorstel is gekomen dan dat wat we gedaan hebben. Nou blijkt in
de praktijk - dat moeten we niet wegpoetsen, ik denk niet dat je er komt
met de geruststelling van als het redelijk is dan wijkt B. en W. wel af -.
Habo hoeft zich geen zorgen te maken. Gebleken is gewoon dat als wij het
contract niet veranderen dat het dan niet gebeurt en dan blijven we zitten
met de situatie zoals die er nu is. Ik begrijp uit de raad dat dat in meerder
heid ook niet gewenst wordt geacht. Ik geloof niet dat we bang hoeven te
zijn dat we hiermee dat beleid om die speculatie te voorkomen op de tocht
zetten. Het gaat hier nu eenmaal niet om een kavel die zo bebouwd kan worden.
Het gaat om een heel bijzondere situatie en de praktijk vraagt nu om af
te wijken als je er iets tot stand wilt brengen.
De heer VAN DER GRAAF: Ik wou nog graag wat zeggen in tweede instantie, al
was het maar om nu staande opeens aan te tonen dat ik de stukken wel goed