-53-
15» Voorstel tot verkoop van gronden, gelegen aan de Varkensmarkt en het
Oost Vaardeke aan Habo b.v. te Bosschenhoofd.
De heer VAN HOOF: Ja, mijnheer de voorzitter, ik ben blij dat het college
de nieuwe interpretatie gevonden heeft voor hetgeen er in de vorige raads
vergadering eigenlijk besloten is. Ik heb dat zodanig gezien dat op het
allerlaatste moment toch nog geprobeerd is om de zaak daar tegen te houden
en ook door het inbrengen van de betreffende bepalingen, waar het nu om
gaat. Ik heb dat eigenlijk jammer gevonden. De zaak is nu toch weer daar
door een aantal maanden aanzienlijk vertraagd. Mogelijk leidt de beslissing
die we vanavond gaan nemen ertoe dat op korte termijn met de plannen daar
ter plaatse begonnen kan worden. Ik zou dat ten zeerste toejuichen. Ik heb dat
bij de vorige behandeling van ditzelfde punt ook reeds gezegd. We moeten
eens een keer beginnen de plannen die we gemaakt hebben die honderdduizenden
guldens gekost hebben die moeten een keer rendement op gaan leveren en
ik denk dat de middenstand vooral ermee gebaat zal zijn wanneer er eindelijk
eens een keer iets gaat gebeuren. Ik hoop dat dit de aanzet zal zijn voor
de totale uitwerking van het Komplan als zodanig, waarmee naar mijn mening
niet alleen de middenstand gebaat zal zijn maar ook onze totale bevolking,
als zodanig.
De heer VAN DER GRAAF: Mijnheer de voorzitter, allereerst een gedachtengang
van ons ten aanzien van die plotselinge veranderingen in de verkoopvoor
waarden. Ik denk dat er twee plotselinge veranderingen waren. Een was er
al daarvoor. Er is door de raad een bepaald beleid afgesproken ten aanzien
van de verkoop van gronden voor woningbouw en het college heeft eigenmachtig
zonder dat daarop vooraf werd gesproken met de raad andere
verkoopvoorwaarden opgenomen in dat voorlopig koopcontract dan dat de
raad in zijn beleid had beslist. Toen daarop de verkoop aan de orde kwam en
de raad werd geconfronteerd met deze door B. en W. gewijzigde voorwaarden
toen heeft de raad, en mijns inziens terecht, gezegd dat kan niet. Wij
hebben een bepaald beleid en dat beleid dat moet voldoende consistent zijn.
Toen heeft de raad gezegd: hier zullen de verkoopregulerende bepalingen
moeten zijn opgenomen zoals dat gebruikelijk is geworden bij de verkoop van
grond voor woningbouw. Dan kun je eigenlijk ook moeilijk meer spreken van
een plotselinge verandering. Ik denk dat als het college niet tegen de
firma Habo heeft gezegd en nu maar hopen dat de raad het daarmee eens is
met die voorwaarden - want ik wijs er ook nog even op, als een tussendoortje
dat aanvankelijk Habo wel geconfronteerd is met die voorwaarden en dat
blijkt uit de stukken die toendertijd ter inzage lagen en bij het ont
dekken dus dat die voorwaarden er in stonden bij het college aandrong op
het weglaten van die voorwaarden; welnu dan kun je nauwelijks meer spreken
van een plotselinge verandering, dan kun je er nauwelijks van spreken
alsof de raad de firma Habo overvallen heeft -. Ik heb al gezegd dat de
raad een bepaald beleid heeft gewild. Ik heb gezegd dat naar mijn mening dat
beleid consistent moet zijn. Dat er in ieder geval geen reden is om daar
van af te wijken en dat bepaalt dan onze stellingname ten aanzien van dit
voorstel. Wij zijn niet akkoord met een wijziging hiervan in de vorm zoals
die is voorgelegd. Wij denken ook niet dat die wijziging noodzakelijk is.
Wij denken ook niet dat dat voor Habo noodzakelijk is, want laten we in
tussen niet vergeten: het college van B. en W. voert die regels uit en
heeft daarbij de bevoegdheid om af te wijken van de regels wanneer rede
lijkerwijs niet zou mogen worden verlangd van de koper van zo'n woning dat
men daar wordt gehouden en dat men die boete moet betalen. Want daar gaat
het voornamelijk om. Welnu hier draait het waarschijnlijk om eenpersoons
huishoudens, één- of misschien tweepersoonshuishoudens, daarvan kun je
inderdaad verwachten dat er eerder redenen zullen zijn om vanuit die huis
vesting te verkassen naar huisvesting elders op grond van het feit dat
men een gezin is gaan vormen, want dat zal hier bedoeld worden, en dan
is er geen enkele reden waarom het college van B. en W. niet de mogelijk
heid zou benutten om de mensen toestemming te geven en vrij te stellen van
t