-8- de openbare bespreking, nu juist in de vakantieperiode van 8*1 gaat vallen, in juli '81. Ik denk dat dat een slecht tijdstip is om een openbare bespreking met de bevolking aan te gaan. Kortom ik stel eigenlijk voor om dit voorstel aan te houden totdat de commissie zijn ei kompleet gelegd heeft. Ik denk dat het dan in februari afgerond terug kan komen en dat we dan een integraal besluit over die tijdsplanning kunnen nemén. De heer BROUWERS: Ja mijnheer de voorzitter, voor een heel groot stuk, de moeilijkheden, de problemen die de heer Den Braber genoemd heeft, daarover j»en ik zeer uitvoerig bij de behandeling van de begroting ingegaan. Ik denk dat dat dubbelop is om opnieuw weer helemaal te memoreren hoe dat nou eigen lijk, die achterstand, tot stand is gekomen. De moeilijkheden die hij daarbij signaleert met betrekking tot het gereedkomen van het sociaal-cultureel plan dat sociaal signalement van de gemeenschap, dat is dus inderdaad akkoord. Ik denk ook niet dat je zo zondermeer daarover verwonderd moet zijn, want het is een volkomen nieuwe materie waarop niet alleen secretarie niet is ingespeeld, maar wel ook niet de gemeenschap niet bij ingeschoven. Dan is het verzamelen van materiaal een uiterst moeizame zaak, dat weet overigens de heer Den Braber uit de commissie. Een zeer moeizame zaak die enorm veel tijd kost maar waarvan ik toch, net als bij de behandeling van de begroting aan de raad vraag om daarvoor begrip op te brengen om in ieder geval met die beperkte middelen en al die moeilijkheden die er zijn in ieder geval toch tot een zo volledig mogelijke afwerking van zaken te komen. Hij noemt daarbij een paar zaken die in de commissie inderdaad nog ter bespreking staan. In het kort komt het hier op neer dat in die fase k oorspronkelijk alleen de dienstverlenende instellingen aan bod zouden komen. Wij zijn van mening dat echter meer dan alleen die dienstverlenende instellingen, maar ook de andere verenigingen rustigerwijze meteen gehoord zouden kunnen worden. Het zou betekenen dat daarmee eigenlijk de hele inspraakprocedure verfijnd wordt. Dat is dus niet zo zeer meer in discussie, wel die kwestie van de fase 6 en 7, waarvan de heer Den Braber opmerkt: nou die fase 7 valt zeer ongelukkig in een vakantieperiode. Dat is inderdaad waar. Ik ben er overigens toch voor om - of de raad moet daarin anders beslissen - het voorstel niet aan te houden. Ik denk dat je dan daarbij eigenlijk niet zo veel bereikt, want de zaken die nog in de commissie bespreekbaar zijn, die zullen waarschijnlijk niet leiden tot een essentiële wijziging van de werkobjecten. Ik denk dat dat weinig problemen op zal leveren, los van dat feit, wanneer we besluiten om dat stuk nu aan te houden, dan zal ik me in ieder geval bij de mening van de raad neerleggen. Maar ik denk niet dat het persé noodzakelijk zal zijn. De heer RENNINGS: Alhoewel ik een deel van de kritiek van de heer Den Braber kan onderschrijven, ben ik toch niet zo in mineurstemming. Als ik die eerste twee delen die van de informatieverstrekking zijn gegeven, dat die toch in kwalitatieve zin uitmunten, die vind ik een goed stuk informatie geven, een goed stuk inzicht geven wat er is. Met het sociaal signalement zitten we met de extra handicap dat we moeten werken met gegevens uit de volkstelling van 1971- Daarvan hebben we moeten vaststellen dat die toch niet maatgevend zijn voor een sociaal-cultureel plan voor de tachtiger jaren. Tn 1977 zijn we ook in deze gemeente met de voorbereiding gestart. Als men nu ziet hoever men staat dan kan ik zich in de teleurstelling van de heer Den Braber wel invoelen. Of je dit voorstel moet aanhouden vraag ik me wel af of dat wel zo nodig is. Als ik nu kijk dat de we zien dat de fase 3 en 4 elkaar toch in belangrijke mate overlappen. Ik ben bang dat als we nu het voorstel aanhouden dat we dan toch weer de kans lopen dat we verder gaan uitlopen Dat zou ook kunnen met fase 6 en 7 omdat die, naar mijn mening, en in die zin verschil ik van mening met de heer Den Braber, dat je dan niet van een samenvoeging moet spreken, maar van een uitbreiding daarvan. Ik denk dat je als raad nu als uiterste moet stellen dat wanneer men in september '81 klaar moet zijn. Vooral om het feit dat je, dat ik op dit moment geen verdere uitbreiding wens te accepteren wil je nog voor de begrotingsbehandeling

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 8