-23- dan ontvalt hem de animo om lid te zijn van zo(n commissie. Dat tekent in zijn situatie toch wel een nadelige vergelijking. Ik ben er op tegen dat dat als 'kortingsbasis wordt gezien. De VOORZITTER: Ja de heer Van der Graaf licht toe waarom hij vindt dat inmiddels in ieder geval die 2 dagen niet meer zouden gelden. Ik wil hem er op wijzen dat dat salaris van die hoofdcommies mee verandert_met het aantal inwoners. En dat als zodanig natuurlijk ook die noemer van de deling mee verschuift naar boven. Ergens zul je natuurlijk toegroeien naar een aanvaardbaar uitgangspunt in het licht van de benadering zoals wij die gezocht hebben voor 2-5- dag. Alleen dat kan best bij 18.000 liggen. Ik geloof dat dat nogal arbitrair is en dat je in ieder geval moeilijk exact dat punt kunt aangeven. We hebben in de commissie algemene en bestuurlijke zaken afgesproken dat we aan de hand van het rapport van de commissie Merckx zouden bezien wat redelijk was. We hebben daar de vergelijking van salarissen gemaakt en zijn tot de conclusie gekomen dat dat 2 dagen moet zijn. We hebben daar moet ik in alle eerlijkheid zeggen de rapportage van de commissie Stuyvenberg niet meer bijgehad. Dat was dacht ik ook niet de afspraak in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Ik heb uit de toelichting, die de heer Van der Graaf heeft gegeven niet.; begrepen dat daar nou zeer eenduidig uit zou komen dat er dus nu sprake is van meer dan 2 dagen of van 2% dag. We zullen er overigens bij een groei van het inwonertal zeker in de toekomst attent op moeten blijven, dat nu we kiezen voor die fictieve werktijd dat we die dan ook bijstellen als er een verandering in de situatie komt. Met betrekking tot het rekenvoorbeeld van de heer Plevier. Ja, de heer Wijnen maait tot op zekere hoogte het gras voor mijn voeten weg. Heel nadrukkelijk hoort daar dacht ik ook bij dat, maar dat heeft geloof ik ook de heer Rennings al gezegd, dat bedrag van die 30.000, inkomen daarna oorzaak is van de vertekening. Dat heet anno 1979 geen hoog salaris meer. Dat betekent dat je geen hoge daarmee corresponderende kortingen kunt hebben. Als je mag aannemen dat wethouders in hun normale functioneren een inkomen hebben wat correspondeert met, in evenredigheid dan, het inkomen als wethouder. Dat is ook het uitgangspunt voor bijvoorbeeld de wet A.P.P.A. met de full-time wethouder. Dan moet je toch in ieder geval van hele andere bedragen uitgaan dan van deze 30.000,Dan leidt het ook tot hele andere kortingen en dan blijft er van de rekenvoorbeelden zoals die hier liggen niks meer over. Zeker niet van de suggestie dat er eigenlijk een premie op het er aan besteden van zo min mogelijk tijd uit zou moeten blijken. Wij hebben bij de vertaling van de conclusies van de commissie algemene en bestuurlijke zaken als uitgangspunt genomen de suggesties van de heer Van der Graaf. Die werden namelijk door de commissie onderschreven, die hebben wij vertaald en we hebben daarbij met betrekking tot dat 2/5 3/5 de keuze gemaakt voor 2/5, althans 2/5 te besteden aan het wethouderschap. De verwoording daarvan is aanzienlijk langer geworden, maar dat was omdat men van mening was dat voor een sluitende formulering deze lange formulering onontbeerlijk was. Met betrekking tot het voorstel van de heer Van der Graaf rond de toevoeging van de presentiegelden heb ik gezegd, ik heb ook bij zijn tweede voorstel gezegd dat we dat graag aan de raad overlaten, als de raad van mening is dat het toegevoegd moet worden, nou dan is het een kwestie van dat zo vaststellen. Als college hebben we daar niet op gereageerd. Met betrekking tot de opmerking van de heer Rennings. Oh, hij zei ook uitgaande van het voorstel van de heer Van der Graaf. Nou dat hebben wij ook gedaan. Die vertekening. Ja de heer Rennings legt de link met het overwerk voor het presentiegeld. Ik denk dat er ook aan gedacht moet worden dat de vergoeding voor de raadsleden natuurlijk ook zit in de honorering van de wethouder. Dat is een onderdeel van die honorering en uit dien hoofde is korting daarvan wat vanzelfsprekender dan korting van andere bedragen. Omdat dat iets is wat hij dan van zijn uitkering, van zijn wethouderswedde, heeft overgehouden. De heer Van der Graaf heeft het voorstel gedaan met betrekking tot het op nemen van die presentiegelden. Hij mag daarvoor nog een instantie nemen.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 23