-6- daar ruchtbaarheid aan te geven, zodat men dan ze daar ook kan gaan inzien. Met betrekking tot de suggestie van de heer Wijnen. Ja, ik denk dat we tot een doublure komen van de discussie in de commissie algemene en bestuurlijke zaken. Met het voorstel van de heer Wijnen is de vrees van het college dat we dan zo weer zitten op de oude notulering en dat was nu juist wat we niet wilden. Met name de tijdsbesparing die er nu duidelijk wel bereikt wordt, die zouden we dan kwijtraken. Mag ik u voorstellen, mag ik eens even naar de wethouders kijken of zij zich daarin kunnen vinden, om het voorstel van de heer Van der Graaf over te nemen. Ja Nou, dan bieden we de abonnementen aan en we berekenen wat het zo ongeveer kost. De heer VAN DER GRAAE: Ik blijf bezig mijnheer de voorzitter. Voorstel 12 daar staat dus een brief over de maatregelen betreffende stookoverlast. Het college is zo vriendelijk geweest om daar eigenlijk al zijn brief over klaar te leggen. Ik denk dat dat eigenlijk een niet-juiste situatie is. Beter is de brief te schrij ven nadat de raad zich akkoord verklaard heeft met een bepaald voorstel. Hier in dit geval wil ik toch erop wijzen dat het voorstel om niet mee te gaan in het meebetalen aan die banden - want daar gaat het om, om die auto banden - dat dat een onjuiste zaak is. Wat was de situatie. Op een gegeven moment heeft een regering het besluit genomen om allerlei zaken te gaan wij zigen inzake de woonwagenkampen en het criterium werd of het adagium werd toen we moeten grote kampen maken. Daarbij werd verplicht gesteld of min of meer ver plicht gesteld dat gemeenten die op deze manier de dans ontsprongen en geen woonwagenkamp behoefden te hebben dat die toch niet zich niet zouden onttrekken aan de financiële last daarvan en er werden dus gemeenschappelijke regelingen aangegaan waardoor in solidariteit tussen de gemeenten een regeling kwam dat die kosten wat gelijkelijk werden omgeslagen. En naar mijn stellige overtuiging behoort deze vorm van overlast daarbij. Dat zou betekenen dus dat wij ons akkoord dienen te verklaren vanuit dus deze solidariteitsgedachte. Inmiddels, regeringen wijzigen wel eens en ook de meningen, komen er weer andere plannen en ook wat kleinere woonwagenkampen komen.De zaak zou dus qua verdeling op de een of andere manier waarschijnlijk straks een andere orde krijgen. In dat geval is me op gevallen in het ambtelijk advies wat er bij lag, dat er dan eigenlijk de gemeen schappelijke regeling geen plaats meer heeft als iedere gemeente de woonwagens heeft waar die gemeente recht op heeft. Maar tot zover stel ik dat wij ons niet moeten onttrekken aan een onderdeel van die solidariteitsgedachte. Het betekent gewoon dat wij mee moeten betalen, naar mijn gedachte. De heer RENNINGS: Ja, voorzitter, ik heb geen enkele moeite met de manier waarop het college dit heeft aangepakt. Ik denk dat wij bij de ingekomen stukken ruim genoeg de tijd krijgen om daar wijzigingen in antwoord op aan te geven. Dat is inmiddels in het verleden wel meer gebeurd. Ten aanzien van de inhoud van het antwoord is het natuurlijk een solidariteitsgedachte dat is een argument. Maar er zijn ook vele andere. Ik vond de argumentatie dat het probleem van een of twee gemeenten oplossen vond ik er een maar niet sterk. Veel sterker vind ik de argumentatie dat je uitgaat in je beleid van een stuk integratie van woon wagenbewoners in de samenleving. Dat ze Daar maken we kleine kampen voor; daarvoor zorgen we dat de betrokkenen in het gewone maatschappelijk proces mee nemen en wat gaan we dan doen. Dan gaan we ten aanzien van allerlei nutsvoor zieningen gaan we weer uitzonderingen maken. Ik denk dat een stuk integratie ook betekent je aan de spelregels van de samenleving houden en dan denk ik dat je niet moet de ene burger laten betalen voor het verwerken van vuil en de andere een premie geven voor het leveren van vuil. Ik vind dit anno 1980 terwijl je in allerlei nota's over integratie bezig bent, vind ik toch wel de omgekeerde wereld. Ik ben het dus volstrekt eens met het besluit of het voorstel van het college om in deze zin te antwoorden. De heer WIJNEN: Ja, mijnheer de voorzitter, die twee kwartjes per band dat vond ik ook een vreemde zaak, die voorgesteld waren en dat is toch een premie op het verzamelen daarvan. Van haal die dingen op en hoe ze daar komen doet er niet toe. Er komt een verzamelcentrum voor banden endaar moet het woonwagenschap voor betalen. Ik dacht dat er een normale manier van vuilafvoer mogelijk was. Die banden

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 219