-37-
meente om middels aanschrijvingen terzake maatregelen getroffen te krijgen, maar
veel meer een zaak van de eigenaars van die woningen en de aannemer die des
tijds die woningen gebouwd heeft danwel verkocht heeft aan hen. Daar staat
de gemeente in principe in eerste instantie buiten. Maar ook dat is nog
niet duidelijk.
De heer VAN HOOF: Mijnheer de voorzitter, heel kort. Het blijft inderdaad een
vreemde zaak dat er in '7V'75 uitvoerig over deze zaak gepraat is. Er zijn
interne rapporten over. Er is contact geweest tussen bewoners, aannemer en
gemeentewerken, maar ik ben nergens in de stukken tegengekomen dat er ook
toen reeds contact geweest is met de mensen die nu aangeschreven zijn. Dus de
mensen komen naar mijn mening terecht met de opmerking van hé ik heb hier een
aanschrijving betreffende een probleem terwijl ons dat probleem als zodanig
helemaal niet bekend is. Mijnheer de voorzitter, zou het aan de vorige eige
naars mogelijk bekend zijn dan vind ik het tijdsbestek wat er tussen ligt van
k a 5 jaar zonder dat er dan verder enige aandacht aan wordt besteed of
contact opgenomen is met de mensen over al of niet nemen van maatregelen.
Dan blijf ik het toch onzorgvuldig vinden om op deze manier een zo indringende
aanschrijving te doen. Ik had gewoon voor de vorm zou je als burger feitelijk
verwachten dat het op een andere manier gebeurt. Ik vind het nu geconfronteerd
worden met zaken op deze wijze waarvan de mensen terecht kunnen stellen, het
probleem als zodanig ken ik niet het bestaat voor mij niet. Moet het op deze
manier dan behandeld worden. Ik vind het als behandeling van burgers
een onjuiste zaak en ik blijf het met de heer Van Eijkeren van mening
vinden dat het een afgang is voor een commissie als je over deze zaak jezelf
moet buigen.
De heer DU PONT: Los van het feit dat de heer Van Eijkeren dus stelt het
dalen van de woningen, dacht ik dat het een zaak was dat het terrein een be
drijfsterrein een degelijke afwatering moet hebben zodat het niet zomaar de
Broeder Christofoorlasn in kan lopen. Ik dacht dat dat het punt was waarom de
aanschrijving dus gedaan is. Dat het bedrijf dus juist moest zorgen dat zijn
eigen waterhuishouding dus op een goede manier geregeld was. Dat is de reden
geweest van de aanschrijving. In antwoord nog op de heer Van Hoof die zegt
van is er contact met de mensen geweest. Ja, er is wel degelijk in '75 contact
met die mensen geweest, want er zijn dus boringen op hun eigen terrein gepleegd.
En hun is toen op de consequenties gewezen. Welke voorzieningen er dus ge
troffen zouden moeten worden om dat te kunnen voorkomen. Dat kan ik u bevesti
gen dat dat gebeurd is, want op de terreinen zijn dus boringen geweest in verband
met de leemlagen die er dus met name in dat gebied zitten.
De heer VAN EIJKEREN: Maar die voorzieningen zijn getroffen door de aange
schrevenen.
De heer DU PONT: Die voorzieningen zijn niet getroffen, die zijn door de dienst
gemeentewerken gebeurd, die boringen daar.
De heer VAN EIJKEREN: Nou goed, het doet er niet toe wie voor de uitvoering
heeft zorggedragen.
De heer DU PONT: Nee, maar toen zouden er dus ook maatregelen getroffen worden
wat de rioleringen betreft.
De VOORZITTER: Praten over twee verschillende zaken. U praat over de voor
zieningen getroffen bij de woningen.
De heer VAN EIJKEREN: Er zijn daar een aantal kolken geplaatst op het terrein
van het huidige bedrijf Wittenbols. Er is een fase uitgevoerd door de gemeente
op het gebied van drainage achter woningen, waarbij een tweede mogelijkheid is
aangegeven. Daar is geen uitvoering aan^gegeven tot dusver.
De heer DU PONT: Nou en het is juist het punt van het plaatsen van die kolken
op het terrein dat is dus het punt waarvan gemeentewerken dus zegt dat is niet
juist. En dat zal straks wel uit het onderzoek blijken.
De VOORZITTER: Mag ik nog een vraag stellen, wethouder. Hoort de opmerking van
de heer Van Eijkeren over het niveau van die bouw bij het onderzoek of niet?