-33-
vastgesteld. We zullen het laten aanwijzen en dat is dus nog erg voorbarig.
Ik kan me best voorstellen dat u zegt van dan heb ik alvast dat land, maar ten
aanzien van dat tracé is altijd gesteld van dat heeft geen bestemmings-
rechtelijke consequenties. Daar kan nog van alles gebeuren. Daar zijn nog
geen beperkingen het is alleen maar een aanwijzing van een zone. Dan ik dacht
dat u terecht zegt van we wisten het niet dat er nog meer land was. De vraag
is natuurlijk als u zich bewust was geweest van een groter stuk
dat u dat dan op dezelfde wijze gedaan had. Ten aanzien van de bedrijfssituatie
van de familie Bastiaansen heeft u zich daarop georiënteerd of heeft u gezegd
van grond dat is zo belangrijk, de dienst die stelt zijn wensen en zo'n klein
stukje dat kunnen ze best afgeven. Nou ik vind dat eigenlijk wel een beetje een
nalatigheid die toch eerder had genomen of een daad die eerst gesteld had moeten
worden voordat men deze actie ging ondernemen bij de Pachtkamer. Ten aanzien
van de feitelijke situatie vind ik het toch een onmogelijk verzoek. U zegt
wel van nou de Pachtkamer zal wel afwegen wat er met dat stukje gebeurt over
dat toegewezen krijgen maar gezien de situatie waarin het ligt en dat is dan
meer een practische zaak en de aanwijzing van dat ligt tussen temidden van
ander gebied wat de familie daar in gebruik heeft en de onduidelijkheid....
Nou dan zeg ik van nou, op grond daarvan maakt u ook geen kans om het in
gewilligd te krijgen, uw verzoek. Dus ik blijf bij mijn standpunt.
De heer VAN DER GRAAF: Mijnheer de voorzitter, ik denk dat die toevoeging
die u nu gegeven heeft dat in ieder geval nu bekend is dat daar veel meer grond
is. Ik denk dat nu toch wel vrij essentieel is, want in de motivering, de
leerling-straatmaker is niet beroepsmatig die grond gaan exploiteren, wordt
natuurlijk bijzonder interessant de vraag of door deze familie zal ik maar
even duidelijkheidshalve zeggen 9 HA worden geëxploiteerd of een stukje grond
zoals hier dus eigenlijk waarvan de ontbinding van de pacht werd gevorderd.
Ik denk dat alleen dat aspect het college van B. en W. ertoe had moeten brengen
om ten principale de vraag te beantwoorden of de consequentie zou moeten
worden genomen om de totale pachtontbinding voorzover de grond van de gemeente
is gepacht te vorderen danwel niets. Ik denk dat een onderdeeltje dat dat
überhaupt een slecht voorstel is dat die mensen op een nodeloze manier en dan
ook nodeloos in de richting van het belang dat de gemeente heeft bij het
verwerven van grond, dupeert. Dan volg ik de gedachtengang van de heer Wijnen
dat het belang op dit moment om grond te kunnen inbrengen voor dat tracé van
die zuidelijke rondweg, waar nog van alles mogelijk is, dat dat niet zwaar
wegend genoeg is om daarvoor op dit moment grond uit de pacht te nemen. Ik
ben het overigens wel met u eens dat de uitvoeringsbevoegdheid of uitwerkings
bevoegdheid die gegeven is u dus wel in staat stellen om een start te maken
met deze aangelegenheid. Er is op dat punt onzerzijds geen bezwaar.
De heer P.ENNINGS: Voorzitter, de heer Van der Graaf maait eigenlijk een beetje
het gras voor mijn voeten weg want ik vind ook erg essentieel op het moment dat
dan duidelijk wordt dat het om een veel grotere hoeveelheid grond gaat.
De VOORZITTER: Dat was vanmiddag om kwart voor vijf. Laat ik daar duidelijk
over zijn.
De heer RENNINGS: Dat is dan duidelijk. Ik zat met de vraag op het moment dat
je daar achter komt, moet je dan niet overwegen om ten principale Ik
doe op deze manier stappen nemen om het gehele perceel of ik laat het
achterwege en resumerend moet daar nog overleg maar ik kan me haast niet
voorstellen dat alles nu overziende dat ik dan op dit moment van mening ben
dat we dit voorstel niet moeten steunen. Niet vanwege het feit dat u - want
u had terecht de opdracht van de raad om die grond te verwerven, maar gelet op
het feit dat je- dan niet kunt volstaan met dit perceel te verwerven en de rest
niet, dat je dan voor de keus staat om zo'n omvangrijk perceel te verwerven
in het licht van de onzekerheid nog om de tracé van de zuidelijke rondweg, zeg
ik dat we op deze grond die verstrekkende beslissing niet moeten nemen.
Mevrouw KNIEP-KÖHNREMijnheer de voorzitter, ik ben het eens met de heer Van
der Graaf en de heer Rennings. Dus wij steunen dit voorstel.
De heer VAN HOOF: Ja, mijnheer de voorzitter, ook ik werd even stil toen u
uitgesproken was. Het was voor mij een teken dat uw argumentatie toch wel een