-17-
en wethouderis d.d. 20 november 1979 tot weigering van een bouwvergunning
voor het vergroten van een bedrijfsgebouw aan het West Vaardeke.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
17» Voorstel tot vaststelling van de *fe wijziging van de üitkerings- en
Pensioenverordening Wethouders van Oudenbosch.
De heer VAN DER GRAAF: Ja, mijnheer de voorzitter, daar is vrij veel uitge
komen wat ik eigenlijk niet verwacht had en waarbij ik moet zeggen van te
voren dat het ook waarschijnlijk niet datgene is wat de commissie algemene
en bestuurlijke zaken, althans in meerderheid, wenste. Nu ligt er een
nieuwe tekst voor die deels overgenomen is van de artikelen 133 en 13^
van de gewijzigde Wet A.P.P.A. Overnames die niet strikt noodzakelijk zijn
gesteld dat de nieuwe tekst die wij dan zouden willen gebruiken betekent
dat er niet tot een uitbreiding van rechten overgegaan wordt. In dat geval
mogen we dus, daar zijn we het inmiddels over eens, die tekst wijzigen.
'Er is voor een gedeelte een nieuwe tekst gemaakt door het college van
burgemeester en wethouders. Nu wordt er gesuggereerd dat die tekst in feite
eigenlijk het gevolg is van datgene wat de commissie heeft geadviseerd
en dat weer als gevolg van de voorstellen die ik daar heb ingediend, maar
ik moet u eerlijk zeggen dat ik mijn eigen voorstel met name dan op de
wijziging van artikel k, toch wat beter vind. Wanneer we dit lezen:
"Dit bepaalde leidt uitzonderingen, indien de inkomsten als bedoeld in lid 3
van dit artikel de inkomsten verkregen uit het meerdere van het 3/5 deel
van de normale arbeidstijd te boven gaan; inkomsten anders dan uit normale
arbeidstijd verkregen worden niet als inkomsten in de zin van dit lid
aangemerkt." Dan zitten we op zo'n gedeelte waar vermengd wordt de nieuwe
Wet A.P.P.A. en datgene wat wij besloten hebben. Alleen we raken er wel
door in verwarring, want daardoor wordt in feite niet tegemoetgekomen aan
datgene wat de commissie wilde. Ik denk ook dat de tekst zoals die er nu
ligt toch nog voor verbetering vatbaar is, dat is het eigenlijk altijd, daar
gaat het niet om, maar om hele zinnige redenen die ik u zal geven. Eerst
een paar kleine opmerkingen. Bij artikel 4, lid 2.1, sub c, De vaste ver
goeding die wordt genoten als raadslid. Moet daarbij niet gevoegd worden:
en presentiegelden als commissielid. Ik denk dat dat in feite eigenlijk
in exact dezelfde orde ligt en ik denk ook dat dat er bij hoort te zijn.
Dan voor wat betreft die rekenvoorbeelden daaruit blijkt dat er niet wordt
bereikt wat we eigenlijk hadden willen bereiken. De wethouder die eigenlijk
als wethouder geen tijd ter beschikking stelde, die dus een betrekking van
5 dagen per week vervulde, die komt aan de maximale uitkering en de wet
houder die 5 dagen per week als wethouder besteedde, althans daarnaast niet
werkte maar in de tekst van het rekenvoorbeeld staat k dagen per week, die
moet daar knap onder lijden, want die gaat aardig geld daarvoor inleveren.
En waarom Omdat wij overeengekomen zijn een fictieve tijd waarvan wij
stellen dat is besteed aan het wethouderschap. Ik heb gezegd 3 dagen,
burgemeester en wethouders zeggen 2 dagen, maar in ieder geval een fictieve
tijd. Dat betekent dat de andere gedeelten van de week bij een fictieve tijd
buiten beschouwing moet gelaten worden voor wat betreft de kortingen. Het
betekent dus in mijn ogen en zo heb ik het ook bedoeld en nooit anders, dat
wanneer, en ik ga dan even over op 2-g- dag, omdat dat makkelijker rekent, want
dat is de helft, een wethouder 30.000,— gaat verdienen nadat hij is op
gehouden wethouder te zijn, - hij heeft voordien heeft hij k dagen per week
besteed aan zijn wethouderschap - dat zegt B. en W. dan wordt 2^.000,
voor korting in aanmerking gebracht, want dat is zijn nieuwe inkomen.
Ik zeg: Nee, we hebben een fictieve tijd gesteld, zolang duurt het wethouder
schap dag. Dat betekent dat we nooit meer dan 2-J- dag aan nieuwe inkomsten
mogen verrekenen. Die andere 2-J* dag zullen we buiten beschouwing moeten laten.