-42-
dus dat kernrandgebied uitbreidt heeft dat automatisch consequenties voor de
omwonenden. Mensen die daar hun bedrijven uitoefenen en die worden dus met
andere normen gewaardeerd dan tot dusver het geval was, want nu zaten ze dus
niet in het kernrandgebied en dat zal straks als het voorstel van de heer
Rennings en de heer Van der Graaf doorgaat, zal dat wel het geval zijn. Verder
zou ik er toch wel op willen wijzen dat die Van Nassau in het bestemmingsplan
zoals we dat nu als geldend hebben vastgesteld in juni dat Van Nassau toen geen
agrarisch hulpbedrijf is genoemd. Toen is hij nog steeds ingetekend in het
bestemmingsplan als een burgerwoning. Ik denk dus dat het bezwaar indienen
niet alleen betrekking had op zijn mogelijke vestiging die hij elders in Oudenbosch
van plan was maar ook op de vestiging waar hij dat bedrijf mitoefende toentertijd.
Ik denk dat het consequent geweest zou zijn dat hij daar op dat moment ook
rekening mee gehouden had en dat hij niet denkt dat plannen er voor andere zijn
en niet voor hem. Verder dacht ik dat toch van belang was om te zeggen dat de
nota paardenhouderij nog niet besproken is in de Kamer,dat het enthousiasme
wat er uit spreekt en door sommige ambtsdragers wordt geuit niet gedeeld wordt
door alle fracties in de Kamer, die zijn er nogal sceptisch tegenover heb ik
wel gemerkt. Ook van progressieve zijde heeft men wel wat bedehkingen tegen
het stimuleren van de paardenhouderij zoals dat nu voorgesteld is in die nota
en ik denk dat we daar ook wel rekening mee kunnen hohden in het kader van
wat de heer Rennings al zei, van nou, er moeten nog heel wat dingen geregeld
worden voordat de inpassing van het paardrijden en dat soort dingen in het
buitengebied of in landelijke gebieden mogelijk is, want dat levert heel
veel conflictsituaties op.Ik denk voornamelijk met andere recreanten die
daar moeilijkheden mee ondervinden. Maar dat geldt dus niet voor de heer Van
Nassau.Maar dat merk je bijvoorbeeld als je gaat wandelen op de Rucphense
heide. Daar wordt je ondersteboven gereden door een aantal mensen die daar
over die paden aan het rossen zijn. Dat is maar een uiting van nou, die
bezorgdheid die bij de mensen van landbouw naar voren komt en van de andere
kant. Het is natuurlijk een nota die sterk geïnspireerd is door mensen die in
het vak werkzaam zijn. Die erg geïnteresseerd zijn. Dat is een soort hobby
isme. Nou daar is niks te veel voor. Dat spreekt er wel duidelijk uit als
je dat ding leest. Dan denk ik dat wij niet tegen vestiging als zodanig zijn
want De heer Van der Graaf zegt van precedentwerking in Oudenbosch.
Nou dat levert een precedent op en we zijn niet tegen dat vestigen. De
volgende man die zal zich niet in Oudenbosch vestigen. Als hij zich in Ouden
bosch vestigt dan kan het inderdaad in een bestaand pand en dan is dat
inderdaad geregeld. Maar niet dat hij niet in Oudenbosch gevestigd zou mogen
zijn. Dat is ons bezwaar niet. Wel als nieuwvestiging in het buitengebied
op deze basis.
De heer VAN HOOF: Even heel kort nog mijnheer de voorzitter. Er is inderdaad
erg hoog opgegeven over het enthousiasme van de voorlichter van het ministerie
die inderdaad die nota over die paardentoestanden ten tonele voerde en ik
moet u eerlijk zeggen, toen die man daar met dat enthousiasme net deed ofdat
hij bepaalde passages uit dat rapport voorlas of citeerde, toen had ik de
mening van hé er zijn wellicht mogelijkheden gezien in het licht van dat
rapport» Maar bij bestudering van het rapport is mij inderdaad gebleken dat
noch naar de geest noch naar de letter dat enthousiasme als zodanig gerecht
vaardigd was. Ik heb wel van de man inderdaad gemerkt dat het een fervent
paardenliefhebber was. Dat is dan de enige constatering die ik van hem over
gehouden heb, maar niet het keihard maken van hetgeen wat in het rapport tot
uiting kwam. Mijnheer de voorzitter, nog even over de heer Rennings die
zegt wat er staat is feitelijk al een bedrijfsruimte. Ik vraag me af of dat
in de agrarische zin eigenlijk wel het geval is. Ik meen dat te mogen be
twij felen.
De heer RENNINGS: Het is op de kaart ingetekend, op de kaart die we vorig jaar
hebben vastgesteld. Dat was voor mij bepalend.
De VOORZITTER: Ja, de heer Van der Graaf die gaat nog eens uitvoerig in op
de nota. Ik dacht dat - dat heeft de heer Rennings ook gezegd - er ook een
aantal ruimtelijke aspecten mee moesten spelen. En dat daar dus duidelijk nog