-37-
hebben om zich te vestigen, toen hebben ze ook geen bezwaren ingediend en ik
dacht dat het wijzigen van het bestemmingsplan ten behoeve van de Gebr. Van
Nassau daar ter plekke en het wijzigen van bepalingen daaromtrent dat gaat
zeker ook gepaard met ingrijpende planologische veranderingen voor de om
wonenden in de onmiddellijke omgeving van het voorgestelde vestigingsterrein
en daarbij komt dat het verlenen van medewerking om het plan te wijzigen
toch een precedentwerking gaat uitoefenen. Het zou er op neer kunnen komen
dat individuele situaties steeds tot verschillende bestemmingsbepalingen zouden
kunnen leiden.Gm deze redenen willen wij het beroep ongegrond verklaren.
De heer VAN DER GRAAE: Mijnheer de voorzitter, enkele opmerkingen. We zijn
er inderdaad al erg dikwijls over bezig geweest, dus het hoeft niet allemaal
herhaald te worden. Het college van B. en W. zegt aan het slot van het pre
advies dat er geen sprake is van voortzetting van een elders in onze gemeente
gevestigd bedrijf en toen heb ik mijn ogen uitgewreven toen ik dat las en
toen ben ik eens gaan kijken. En verdomd die stal waarin ze gewerkt hebben die
staat er nog steeds op Oudenbosch' grondgebied. Daar werken ze vanaf 1975»
Met andere woorden dit is onjuist. Ik kan me voorstellen gezien de problemen
die toentertijd zijn ontstaan toen gebouwd werd ter plekke met een bouwver
gunning door de gemeente Oudenbosch verleend op Hoevens grondgebied dat daar
enige problemen uit zijn ontstaan en men toen niet meer helemaal precies wist
hoe het was, maar het bedrijf is en was gevestigd in Oudenbosch. Weliswaar
dicht bij de grens van Hoeven maar dat is denk ik geen bezwaar. Het preadvies
gaat alleen in op de opmerkingen die gemaakt zijn door de adviescommissie
agrarische bouwaanvragen. Het eerste advies van 1977- Er was toen een duide
lijke poging van reclamanten om zich te vestigen in een bestaand pand in het
kernrandgebied en daarop is toen de agrarische commissie ingegaan en heeft
gezegd: akkoord. Maar waarom laat het college van B. en W. onbesproken dat er
een tweede advies is van diezelfde adviescommissie van 15 oktober 1979 waarin
staat: "Voorts is de commissie van oordeel dat een dergelijk bedrijf gezien
haar karakter thuishoort in het buitengebied." Dan zeg ik, ja, als ze nou
laten we zeggen het met zichzelf niet eens zijn, wat ik niet geloof, dat
heb ik al gezegd.'In eerste instantie ging het om een andere aanvraag, maar
dan vraag ik me toch af waarom het college zich zo halsstarrig vasthoudt aan
dat eerste advies en het meest recente en tweede advies niet citeert, want
daar staat duidelijk in dat de agrarische adviescommissie, toen er geen sprake
was van een bestaand pand in het kernrandgebied duidelijk toegaf dat in het
kernrandgebied of in het buitengebied dat die vestiging toch mogelijk was.
Mijnheer Wijnen die zegt: de Gebr. Van Nassau die hebben geen bezwaren in
gediend. Ja, logisch want toen hadden ze die grond aan de Nattestraat nog
niet. Toen zaten ze in een andere fase en ze hadden dus toen ook geen enkele
reden om een bezwaarschrift in te dienen tegen het bestemmingsplan, los van
de vraag of dat je van mensen kunt verlangen die van paarden alles weten
en van bestemmingsplannen verdomd weinig of dat deze heren voorzien hebben
wat dus de mogelijkheden en onmogelijkheden voor hen waren toen dat bestemmings
plan buitengebied aangenomen werd. Mijnheer de voorzitter, ik denk dat ik
het hier bij kan laten alleen nog een kleine opmerking en misschien wel zelfs
de belangrijkste. Driekwart van het preadvies wordt ingenomen door een verhaal
over de nota Paarden in Nederland en wel door een stuk wat nergens op slaat.
Althans niet op een hoefsmederij slaat. Dan moet ik u zeggen ik heb die nota
doorgelezen maar daar is niks wat op een hoefsmederij slaat. Maar er is wel
wat anders. Dat heb ik dan gevonden. Dat is dat hele boek, de hele geest van
deze nota, zeker als je er eens even uitlicht de delen die bijvoorbeeld over
de paardentoto gaan en dergelijke, want daar hebben we het nu niet over, maar
die duidelijk gaan over al die aspecten van die paardenhouderijpaardensport
die paardenliefhebberij dan is er een geest in deze nota en ik denk dat met
name de raadsman die de heren meegebracht hebben - mijnheer Van Haperen was
dat geloof ik - dat die daarop gedoeld heeft met die paardennota door hem ten