-31- Dat ziet er erg lelijk uit aan de buitenkant. Die andere woningen dat is nou het probleem van mijn fractie dat het gemotiveerd wordt op artikelen van de bouwverordening beneden de 300, beden artikel-nummer 300. En die gaan allemaal over nieuwbouw. Bij hoofdstuk 6 van de bouwverordening, dat zit dan boven die 300, daar staan de bepalingen in voor bestaande bouw. Die zijn begrijpelijk veel minder stringent, want je kunt nu eenmaal niet als je vandaag een nieuwe bepaling in de bouwverordening aanneemt verwachten en verlangen dat alle woningen daar onmiddellijk aan aangepast worden. Vandaar dat dat artikel 6 er specifiek inzit. Dat blijkt nu helemaal niet aangehaald te worden, want dan blijkt er dus in de motivatie dat het niet gegrond is op zo duidelijke gebreken dat dat artikel 6 dus de bestaande woning dat er inbreuk op gemaakt wordt. Dan denk ik dat er toch wel degelijk mogelijkheden zijn hoor, om dat artikel 6, of hoofdstuk 6 aan te pakken en om te zeggen van er zitten mogelijkheden om aanschrijvingen te doen en om verbeteringen voor te schrijven en ik denk dat dat zou moeten gebeuren. Ik denk dat best zou kunnen gebeuren dat in zo'n aanschrijving dat er dan ook zou blijken dat er bepaalde slaapplaatsen niet toegestaan zijn. Slaapplaatsen bijvoorbeeld zonder enige licht- en luchttoetreding.Dat zijn allemaal dingen, daar gaan we mee akkoord. Maar deze onbewoonbaarverklaring is niet gegrond op de werkelijke bouwvalligheid van de gebouwen. Die is niet gegrond op dat feit, die is gegrond op het feit dat we de logiesverordening op een andere manier aan het toepassen zijn. Ik denk dat dat een oneigenlijk gebruik is. Ik denk dat we problemen binnenhalen voor die mensen en het zijn Marokkanen, dus mensen. Ik moet u zeggen, mijn fractie kan met die twee onbewoonbaarverklaringen niet akkoord gaan dan. na dat er stevige toezeggingen zijn zoals we in een vorig geval gehad hebben dat de mensen op tijd aan een andere bewoning geholpen kunnen worden. De heer RENNINGS: Ja, erg kort. Wat houdt die medewerking in Betekent dat inderdaad een garantie dat die mensen die daar uit die woningen moeten ook een huisvesting krijgen. In hoeverre, hoe hard is die medewerking Gaat die medewerking zo ver dat het een garantie is en dan zeg ik akkoord. Zo niet, dan wil ik daar in tweede termijn nog eens nader op terug komen. De heer VAN HOOF: Ja, mijnheer de voorzitter, ik heb begrip voor het stand punt van de heer Van der Graaf maar ik vind dat we de verordening toe moeten passen. Hij maakt enigszins het verwijt aan het college dat er een oneigenlijk gebruik wordt gemaakt van de onbewoonbaarverklaringsverordening. Ik meen dat te moeten betwijfelen. Er is niet alleen van onze eigen bouwkundige dienst een advies gekomen maar ook een provinciale dienst zelf heeft moeten beoordelen of deze' panden wel of niet bewoonbaar zijn. Ik vind de bepaling van de onbewoonbaar verklaring moet maatgevend zijn. Een ander aspect is dan wat er met de mensen moet gebeuren op het moment dat ze de woning daadwerkelijk moeten verlaten. Als de heer Van der Graaf stelt van nee maatgevend moet zijn de nieuwe huis vesting, dan vind ik dat wij ook op een verkeerde tour zitten. We moeten die zaken duidelijk scheiden. Verordening is verordening en nieuwe huisvesting is nieuwe huisvesting. Dat zgn twee aparte zaken. Voor mij is duidelijk aan getoond in de stukken dat deze woningen inderdaad onbewoonbaar zijn en op grond daarvan ben ik het eens met het voorstel als zodanig en daarnaast wil ik duidelijk mijn zorg uitspreken over wat er met de mensen moet gaan gebeuren op het moment dat ze daadwerkelijk zonder huisvesting komen. Dat is duidelijk een andere zaak en ik vind dat we daar op dit moment niet over te oordelen hebben. Ik zou daarover mogelijk via de commissie algemene en bestuurlijke zaken een meningsvorming over plaats willen doen vinden. Nogmaals ik heb eveneens als de heren Rennings en Van der Graaf twijfels over toegezegde medewerking. Als ik in een verslag lees dat mensen moeten wachten tussen de zes en de acht jaar voordat ze een woning toegewezen krijgen, dan heb ik daar ook duidelijk mijn twijfels over of dat er op die manier een oplossing te bieden is. Ik denk dat we in een andere richting moeten, maar los van dit besluit als zodanig.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1980 | | pagina 146