-13- moeten komen tot een inventarisatie, zoals het college die heeft laten maken na het verslag van de werkgroep, die ingesteld was. Hij gelooft niet dat men kan zeggen: meer dan een half jaar verprutst. Hij gelooft dat men in een half jaar toegegroeid is naar een situatie waarin men straks goed kan beoordelen welke bevoegdheden men aan de commissie moet geven en hoe men die commissie gaat bemannen. Aan de andere kant heeft men in die tussentijd vastgesteld of er mogelijkheden zijn om met gebruikmaking van extra middelen van de rijksover heid te komen tot een aparte aanpak van de oplossing van het huisvestingspro bleem. De verantwoordelijkheid voor de gang van zaken berust voor wat de voort gang van de werkgroep betreft niet bij de wethouder van sociale zaken maar be rust bij hem. Hij vindt dat men hem dan ook moet aanspreken als men vindt dat daarop iemand aangesproken moet worden. Voor het overige heeft het college heel duidelijk collegiaal de verantwoordelijkheid gedragen en wil deze ook dragen voor al het werk wat gedaan is. Hij hoopt dat de heer Van Hoof inmiddels wil aanvaarden dat het uiteindelijke resultaat verre van nihil was. Hij gelooft dat men wel iets bereikt heeft. Hij denkt dat men hiermede pas het verdere werk kan gaan doen en uiteindelijk pas de oplossing kan gaan krij gen. Hij gelooft, als de heer Rennings zegt dat de conclusies van de werkgroep aca demisch waren,dat de kanttekeningen zoals deze op tafel zijn gebracht en die duide lijk bij de verdere beoordeling bij de inventarisatie te betrekken zijn,heel concreet zijn en duidelijk thuis horen bij de problematiek, waarover het gaat. Met betrekking tot de stichting buitenlanders gelooft hij dat hij voor een goed inzicht toch de eerste vraag aan die stichting hier op tafel moet leggen omdat hij de in druk krijgt dat er wordt gedacht dat die stichting buitenlanders zelf uitgeno digd was voor de werkgroep. Dat is niet het geval. Die stichting buitenlanders had in het verleden laten weten te werken met een Marokkaanse en Turkse werk groep binnen onze gemeente. Het college heeft de stichting buitenlanders daarom als een instelling met het karakter van algemeen maatschappelijk werk benaderd met de vraag of zij die beide werkgroepen, die verder bij ons onbekend waren, wilde benaderen om zitting te nemen in de werkgroep. Daarop is de re actie geweest dat zij een werkgroep verwerpt. Zij wilde een commissie. Op de vraag van die aanwijzing is niet meer ingegaan. Ook het college heeft dit betreurd. Als men hierop terugkomt - na de reeds eerder gememoreerde bijeen komst in Sancta Maria leek het er op dat men hierop terug zou komen - dan zou men de conclusies aan hen voorleggen om te bekijken in hoeverre zij het daarmede eens zouden zijn. Dit is wel uitgebleven. De suggestie voor een andere aanpak van pensions is een zaak, die ten onrechte de werkgroep wordt aan gewreven. Het college heeft wat dat betreft al wel op een signalering aange drongen vanuit de afdeling bevolking naar gemeentewerken. Dit om op die wijze nieuwe pensions aan te gaan pakken. Met betrekking tot de aanpak van de be staande pensions beraadt men zich over de mogelijkheden, met name over de vraag of het mogelijk is via politie-dwang dan wel het zelf uitvoeren op rekening van de pensionhouder tot een oplossing te komen. De heer Wijnen onderschrijft eigenlijk het betoog van de heer Rennings en hoopt dat de bui tenlanders in de commissie in ieder geval wel gaan participeren. Het lid BROUWERS zegt behoefte te hebben te reageren, met name op hetgeen door de heer Van der Graaf gesteld is en wat aan zijn adres gericht was. Hij vindt het erg gemakkelijk om zonder motieven te zeggen dat een wethouder voor deze zaak verantwoordelijk is. Dat hij geen voorzitter is geworden is een zaak van het college en zijn taakverdeling. Hierop heeft de voorzitter reeds gewezen. Waar de heer Van der Graaf zegt dat met name deze groep van mensen geen vertrouwen heeft in hem kan hij met talloze feiten tegenspreken onder andere door de contacten waaruit alleen het tegenovergestelde zal blijken. Ten aanzien van de voortgang van de werkzaamheden heeft hij alleen formele contac ten. Dat zal de Wergroep Kerk en Samenleving kunnen beamen evenals de stichting buitenlanders en evenals heel wat gezinnen van buitenlandse werknemers uit Oudenbosch. Op grond hiervan wijst hij de kritiek van de heer Van der Graaf volledig af. De heer Van der Graaf wist van onze taakverdeling af. Plotseling komt deze nu met een slag achteraf, die hij intens gemeen vindt. Hij heeft de overtuiging dat het merendeel van deze raad het wantrouwen van de heer Van der Graaf niet deelt. Overigens vraagt hij er niet om. Als het verder gaat over zijn persoonlijke relaties en werkzaamheden voor buitenlanders dan durft hij te stel-

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 99