-7-
om nu te beslissen los van de vaststelling van het bestemmingsplan, een bouw-
aanvrage ingediend had, dan zou de beslissing op de bouwaanvrage door het
college aangehouden moeten worden. Dan had hij voorziening kunnen vragen bij de
raad. Dan kan men een uitspraak krijgen die erop gericht is dat er wel wordt
meegewerkt aan het verkrijgen van een verklaring van geen bezwaar.
Het lid WIJNEN zegt dat betrokkene nu in feite voor een paar maanden gedu
peerd is, althans wat bouwmogelijkheden betreft. Hij heeft in de brief ook
gelezen dat men contact gehad heeft met bouw- en woningtoezicht. Hier zal men
toch wel geadviseerd hebben hoe de heer Vergouwen het beste zou kunnen hande
len. Hij vindt het vreemd dat dit advies ingaat tegen de intenties en mogelijk
heden die burgemeester en wethouders in deze zien. Het lijkt hem beter dat
aan de heer Vergouwen een advies gegeven wordt hoe hij het beste kan handelen.
De VOORZITTER zegt dat in twee opeenvolgende raadsvergaderingen zich soortge
lijke gevallen hebben aangediend. Hij gelooft dat men daardoor wordt geatten
deerd op een mogelijkheid om onder de problematiek uit te komen. Het ligt
natuurlijk niet op de weg van bouw— en woningtoezicht of van burgemeester en
wethouders om te zeggen dat men wel een pakket voorstellen en een pakket maat
regelen heeft maar dat er ontsnappingsmogelijkheden genoeg zijn en dat men daar
maar gebruik van moet maken. Hij denkt niet dat dat een goede vorm van bestu
ren zou zijn. Hij zegt alleen nu om het verschil tussen beide situaties duide
lijk te maken, dat als die weg gekozen was er duidelijk een mogelijkheid was
om die man te helpen.Deze ontbreekt nu op dit moment. Hij denkt dat men er
verstandig aan doet, indien men de heer Vergouwen wil helpen, dat men deze
op korte termijn laat weten dat hij een bouwaanvrage moet indienen. Deze aan
vrage moet dan om advies naar de beoordelingscommissie voor agrarische bouw-
aanvragen. Daarna moet die bouwaanvrage op een zo kort mogelijke termijn aan
gehouden worden, waarop de heer Vergouwen dan moet reageren met een verzoek
om voorziening. Dan krijgt men dezelfde situatie als die de heer Van Oosterhout
had.
Het lid WIJNEN zegt dat in de memorie van toelichting van de Wet op de Ruimte
lijke Ordening staat dat het van belang is dat de maatschappelijke ontwikke
ling zo min mogelijk gehinderd wordt door herzieningsprocedures. Hij dacht dat
dat een belangrijke overweging moest zijn bij het nemen van besluiten in dit
soort zaken. Hij kan zich voorstellen dat sommige mensen geen bouwaanvrage
durven indienen als de stedebouwkundige hun woning tot burgerwoning heeft
verklaard. Zij hebben een zekere angst om tekeningen te laten maken. Dat
kost tegenwoordig ook veel geld.
Het lid VAN HOOF zegt in de brief gelezen te hebben dat men om formele redenen
geen medewerking kan verlenen. Men kan onderaan de brief een P.S. zetten waar
in de mogelijkheden alsnog uiteengezet worden.
De VOORZITTER zegt het met de heer Van Hoof eens te zijn. Voorts wil hij de
heer Wijnen er op wijzen dat hetgeen deze aanhaalt in zijn algemeenheid geldt
voor het wijzigen van bestemmingsplannen. De intentie van deze raad is ook in
geen enkel geval om grote belemmeringen op te roepen. Hij denkt dat het Komplan
hiervan het beste voorbeeld is. Het gaat er hier niet om iemand te belemmeren
in zijn mogelijkheden. Het gaat erom dat het wettelijk systeem ons geen moge
lijkheden geeft betrokkene te helpen dan alleen als hij met de bouwaanvrage
komt. Hij zou daarom graag de suggestie van de heer Van Hoof willen volgen om
de man aan te sporen op zo kort mogelijke termijn een bouwaanvraag in te die
nen. Dan moet men de adviescommissie voor agrarische bouwaanvragen ook tot
enige spoed manen. Dan kunnen wij proberen te zorgen dat betrokkene volgende
maand wel geholpen kan worden.
Het lid WIJNEN zegt te willen vragen hoe het staat met de behandeling van de
bezwaarschriften betreffende het bestemmingsplan Buitengebied.
De VOORZITTER zegt dat er maar zestig bezwaarschriften ingediend zijn. Hij
denkt dat men de tijd tot juni wel nodig zal hebben, temeer omdat men nog niet
beschikt over de bevindingen van de Provinciale Planologische Dienst uit het
vooroverleg. Zij zijn akkoord gegaan met het feit dat wij in afwijking van de
voorschriften in het besluit op de Ruimtelijke Ordening het bestemmingsplan
zonder vooroverleg ter visie zouden leggen om ongewenste ontwikkelingen tegen
te kunnen gaan als wij bereid waren in onze besluitvorming hun opmerkingen
te betrekken. Hij denkt dat men met betrekking tot deze situatie het beste