-k- Het lid WIJNEN zegt dat de vraag van de heer Rockx ook binnen de fractie van het Samenwerkingsverband bestudeerd is. Dit heeft ertoe geleid dat men van mening is het ontwerp-schrijven niet uit te laten gaan. Men is van mening dat er meegewerkt moet worden aan een wijziging van het bestemmingsplan. En wel om de reden dat een dergelijke wijziging van de bestemming voor niemand enige schade kan betekenen. De heer Rockx heeft er wel belang bij dat de oprit naar zijn garage met 5,25 meter bekort wordt. Men kan nauwelijks spreken van een oneven wichtigheid in het bestemmingsplan gezien de oppervlakte die de heer Rockx beschikbaar heeft als tuin in relatie tot de oppervlakte die hij wil^bebouwen. Bovendien voldoet de maat van de nieuwe garage aan de gestelde bepaling in het bestemmingsplan. Voorts wil hij er op wijzen dat in het bestemmingsplan een vrijstellingsbevoegdheid opgenomen is om de bestemming van een schurtje, wat aan de openbare weg gelegen is, te wijzigen in de bestemming garage. Hij dacht dat dit een dergelijk geval is. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de heer Van Hoof duidelijk gesteld heeft dat er nu een duidelijk ander verzoek ligt. Uiteraard is hij het hiermede eens, anders had hij niet gevraagd om een nadere overweging. Hij kan helemaal meegaan met de wijziging die de heer Van Hoof stelt. Hem bekruipt alleen een zekere vrees. Hij zou daarom willen vasthouden aan de keus tussen nu aannemen dat er inge-^ gaan wordt op het verzoek van de heer Rockx en dat men gaat werken aan een wij ziging van het bestemmingsplan en als dit wordt afgewezen dat die nadere over weging dan niet verdwijnt. Verder moet hij zich verzetten tegen de gedachte dat hij ten aanzien van de brief van mevrouw Stroethoff het college betichtte van het vastklampen aan een formele lijn. Dat heeft hij niet gezegd en dat heeft hij niet bedoeld te zeggen. Hij heeft heel duidelijk het college geprezen voor het feit dat er met spoed aan gewerkt wordt. Hij heeft er alleen op ge wezen dat het feitelijk te beschouwen is als een verzoek om voorziening, waar in hij de kracht wil leggen om het zo spoedig mogelijk ter inzage te leggen. Een verzoek.om voorziening heeft een spoedeisend karakter. Wanneer men dit verzoek ter inzage zou leggen met de aantekening dat het college met bepaalde zaken bezig is en zonder dat dit op de lijst van ingekomen stukken zou staan dan zou dit eenieder bevredigen. Wat moet nu een burger denken, die zich een krappe veertien dagen geleden tot de raad wendt met een verzoek, welk een spoedeisend karakter heeft, als hij moet ontdekken dat zijn zaak pas over een maand aan de orde komt. Iets anders kan hij er niet uit afleiden. Dat is een van die zorgen waar men rekening mee moet houden. Dat was heel duidelijk de intentie van zijn wens om te zorgen dat dit stuk toch nog ter inzage zou hebben gelegen. Ten aanzien van punt 6 kan hij met het antwoord akkoord gaan. Het lid RENNINGS zegt met betrekking tot punt 16 dat hij zich op het standpunt stelt dat het voorstel van het college zonder meer gevolgd moet worden. Hij kan zich niet aan de indruk onttrekken dat men dat besluit destijds erg over wogen genomen heeft. Dit verzoek is niet precies hetzelfde verzoek als dat wat destijds is gedaan, maar het ligt er zo dicht tegenaan dat hij van mening is dat men het op z'n minst met het oog op de rechtszekerheid de consequenties op de rest van het bestemmingsplan nader zou moeten bezien. Hij gelooft niet, gelet op de ruimte, dat men kan zeggen dat men het in deze situatie wel doet en in een andere situatie niet. Hij is wel bereid een voorstel te steunen om punt 16 ter nadere overweging te bezien. Het lid VAN EIJKEREN zegt dat wat de heer Rennings stelt eerder werkt als een precedent maar dan in omgekeerde richting. Het is in die omgeving, voor zover hij dit weet, de enige uitrit, die merkwaardiger wijze de bestemming weg heeft. Het is moeilijk om hier van precedent te spreken. Voor iemand die de situatie ter plaatse bekijkt zal het gewoon zijn als men overgaat om de bestemming te wijzigen en wel in die zin dat er juiste bestemmingen gelegd worden. De be stemming weg lijkt hem een inmiddels wat absurde bestemming gezien de situatie ter plaatse. Het verzoek wat nu qua omvang anders is dan in het verleden het geval was, hoeft op zich geen probleem te vormen. Er is sprake van het ver korten van de oprit, waardoor een reële rooilijn ontstaat die aansluit bij de panden aan weerszijde van het pand van degene, die het verzoek indient. Verder ligt er eigenlijk een heel klein precedentje binnen de tuin van de heer Roctoc, die overigens nog steeds de bestemming openbaar groen heeft. Voor het pand is destijds ten onrechte een bouwvergunning afgegeven, waardoor over de rooilijn

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 90