-7-
zing naar het formele bezwaar eigenlijk niet nodig is» Hij denkt dat dat alleen
niet nodig is vanwege de jurisprudentie. De uitspraken die al bevestigd hebben
dat het niet-ontvankelijk verklaren op grond van deze adressering geen hout
snijdt. Hij sluit de mogelijkheid niet uit dat aandacht besteden aan die adres
sering toch van belang kan zijn om inderdaad, als het in een verder stadium
komt - hij denkt hierbij aan een bezwaarschrift bij gedeputeerde staten - dan^
te laten blijken dat de vraag van wel of niet ontvankelijk in het licht van die
adressering onder ogen is gezien. De heer Van Eijkeren doet namens zijn fractie
de suggestie om het bezwaarschrift in handen te stellen van de onder agenda
punt 10 voorgestelde in te stellen commissie. De heer Rennings heeft de sug
gestie gedaan dit in handen van de commissie A.R.O.B. te stellen. Beide com
missies hebben met de problematiek, waarom het hier gaat, niets van doen.
Hij wil toch in herinnering roepen dat het bezwaarschrift van de heer Post
uitgebreid besproken is in de commissie voor Algemene en Bestuurlijke Zaken.
Daar is deze problematiek uitvoerig aan de orde geweest; de alternatieven zijn
bekeken; de suggestie, zoals hij deze zojuist met de heer Van Hoof besprak, is
ook uitvoerig aan de orde geweest. Hij dacht dat met het in handen stellen van
een commissie en het volgende maand opnieuw aan de orde stellen, alleen maar
bereikt zal worden dat men een maand vertraging oploopt. Daarom wil hij advise
ren om van dat voorstel af te zien. De heer Van Eijkeren heeft zich nogal ge
stoord aan de brief van 20 juni van Bouwtoezicht West-Brabant. De naam Bouw
toezicht moet men in dit verband wel verstaan als stedebouwkundig adviseur van
de gemeente. Het is niet ongebruikelijk dat stedebouwkundige adviezen, als het
gaat om het uitbrengen van een advies naar aanleiding van een of meerdere be
zwaarschriften ook op de procedure-kant van de zaak ingaan. Hij dacht dat
wat dat betreft het laten weten aan bouwtoezicht dat men zich op het terrein van
uw raad begeven heeft eigenlijk als een onterechte aanval zou worden ervaren.
De woordkeuze mag dan een beetje ongelukkig zijn. Het is bedoeld als een advies
aan uw raad.
Het lid VAN EIJKEREN zegt het met de voorzitter eens te zijn dat deze zaak
waarschijnlijk inhoudelijk uitvoerig besproken is in de commissie voor Algemene
en Bestuurlijke Zaken. Zijn voorstel raakt veel meer de zorgvuldige afwikkeling
die hier meer dan in een gemiddelde situatie vereist is. Om dit een juiste kans
te geven zou het terugspelen naar een van beide commissies, welke zijn genoemd,
volgens hem, een goede zaak zijn.
Het lid VAN HOOF zegt gevraagd te hebben of het college van plan was om voor
dit gebied een actieve grondpolitiek te gaan voeren. Hij heeft niet gevraagd
om een actieve grondpolitiek le gaan voeren. Juist het tegendeel. Hij heeft ge
vraagd of dit bestemmingsplan gerealiseerd gaat worden om de uitbreiding van
Brabantia mogelijk te maken. Als bij het college op dit moment nog geen ge
gadigden bekend zijn voor percelen ter plaatse te kopen dan zou mogelijk zijn
suggestie aan de orde kunnen komen om dit bestemmingsplan gedeeltelijk vast
te stellen, zodat men nog niet toekomt aan de percelen van de heer Post. Dat
was de strekking van zijn vraag. Als het voorlopig voldoende is dat Brabantia
de uitbreiding kan realiseren, dan is het wellicht nog niet zo noodzakelijk om
een zo vergaand besluit te nemen als wij op dit moment gaan doen.
De VOORZITTER zegt dat de fractie van de heer Van Eijkeren, vooral de heer Van
der Graaf is daar heel sterk in, deze heeft de gemeentewet bij de hand en in het
hoofd, iets tegenwerpt vanuit de gemeentewet. Hij zou willen wijzen op de uit
voering van de besluiten van de gemeenteraad in artikel 209 opgedragen aan
burgemeester en wethouders. Hij moet aannemen dat het feit dat uw raad het
college benoemd heeft moet betekenen dat men ervan uitgaat dat die zorgvuldige
afwikkeling gewaarborgd zal zijn. Hij gelooft uw raad te moeten ontraden daar
bij commissies te gaan betrekken, want dan is het hek van de dam. Met betrek
king tot de vraag van de heer Van Hoof of er gegadigden zijn moet hij eigen
lijk ja en nee zeggen. Het is zo dat de directeur gemeentewerken zeer regelma
tig in de vergadering van burgemeester en wethouders laat weten dat hij bena
derd wordt door bedrijven en bedrijfjes met de vraag of zij zich hier kunnen ves
tigen.In hoeverre dat dat een vrijblijvend informeren is danwel dat dat wijst
op serieuze plannen kan hij niet zeggen. Hij gelooft wel dat als wij vandaag
I