-J>k- Nog een opmerking wil hij maken over de objectivering» Objectivering is natuur lijk niet alleen een kwestie van zorgvuldigheid van de taxateurs en het ge meentebestuur wat daar achter staat en dat moet dekken» Objectivering is ook een kwestie van hoe de burger in staat is om zelf na te gaan of dat een en ander juist is verlopen» Dat vindt men nu met name in die oppervlaktegrondslag heel sterk terug. De burger kent zijn oppervlakte en hij kan in de verordening nagaan of hij op een juiste wijze is behandeld bij die belastingheffing. Dat vindt hij met name een heel belangrijk punt. Hij is overigens niet zo verschrik kelijk bang voor bezwaarschriften. Dit moeten er natuurlijk ook geen honderden worden, want men zit al tot over de oren in het werk. Dit moet voorkomen worden. Het lid WIJNEN heeft een vraag over het gebruik. Hij vraagt of dit inderdaad intern is, in die zin dat het enkel gemeentelijke aangelegenheden betreft. Hij dacht dat de vroegere grondslag meer van algemene aard was, zoals de grondbelasting, en dat die ook voor andere overheidsdoeleinden werd gebruikt. Hij dacht dat ook de waterschappen en dergelijke toegang hadden tot dergelijke zaken. Anders moeten deze ook weer opnieuw gaan schatten. Als dit genormeerd zou zijn dein zou het natuurlijk nog makkelijker zijn. Naar zijn idee speelt ook de vraag van de verkeerswaarde een rol. Als men in de praktijk bijvoor beeld boerderijtjes verkocht ziet worden, die compleet bouwvallig zijn en toch een geweldige verkeerswaarde kunnen hebben. Als er veel verkocht worden dan daalt de prijs en als er weinig zijn dan zal er een hogere prijs voor zijn. Als men dan kijkt naar de economische waarde dan ziet men dat die erg laag is. De gebruikswaarde, in de zin zoals het gebruikt wordt, zal voor een aantal ge bouwen heel laag zijn. De verkeerswaarde, de handelswaarde, waarvoor in het registratiegebeuren deze gebouwen getransporteerd worden, daarvan zullen de bedragen aanmerkelijk hoger zijn. Hij vraagt zich daarom af hoe men dan tot een reële schatting komt. Ten aanzien van de registratie van de gegevens op het taxatierapport vraagt hij zich af of deze gegevens, als die nu voor intern gebruik gehanteerd worden, ook niet gebruikt zouden kunnen worden voor een woningvoorraaddocumentatie, die men mechanisch kan oproepen. Hij zou het jammer vinden als men deze gegevens wel opslaat en welke men niet zou kunnen oproepen. Ten aanzien van de opmerking van de heer Van der Graaf betreffende de opper- vlaktegrond moet hij zeggen dat ruim 90 gemeenten deze grondslag hanteren. Als men kijkt welke gemeenten hierbij zitten dan ziet men dat dat grote gemeenten zoals Rotterdam en Amsterdam zijn. Voor deze gemeenten is het moeilijk om elk huis te betreden en te taxeren. De VOORZITTER zegt dat het misschien goed is de suggestie van de heer Van der Graaf te volgen door te inventariseren wat de ervaringen zijn die er zijn op gedaan in gemeenten met een oppervlaktetarief. Deze gemeenten zijn bekend. De raad voor de gemeentefinanciën heeft de afgelopen jaren steeds overzichten gegeven van gemeenten met vermelding van de keuze ten aanzien van de grondslag. Aan de hand daarvan kan men een aantal gemeenten benaderen en de opgedane er varingen inventariseren. Dit zegt hij de raad gaarne toe» Met betrekking tot^ die objectivering is het inderdaad zo dat het systeem van het oppervlaktetarief objectiver is. Daarbij is het de gemeenteraad die zijn nek uitsteekt» Bij het systeem van de economische waarde verschuilt een raad zich achter de deskundig heid van een taxateur. Wat dat betreft is het voor de burger minder gewis zij het dat hij denkt dat men over het algemeen toch wel een idee heeft over de waarde van het huis waarin men woont. Met betrekking tot de vragen van de heer Wijnen moet hij zeggen dat waterschappen geen toegang hebben tot onze gegevens. Het is zo dat met name het Kafi het instituut geweest is wat door de water schappen is benaderd en dat 5 jaar geleden aan alle gemeenten een offerte heeft uitgebracht om de taxatie te verrichten waarbij dan 50$ van de kosten gedragen werden door de waterschappen. Van de taxaties door het Kafi verricht, hebben de waterschappen zelf profijt en kennis. Dat zijn overigens taxaties, die iets aan exactheid missen, omdat zij met behulp van vermenigvuldigingsfactoren zijn opgebouwd vanuit de belastbare opbrengst bebouwd uit het kadaster. Dan is met name van belang wanneer de laatste mutatie van gegevens heeft plaatsgevonden. Als dat heel oud is dan betekent het dat men op die manier op een erg lage economische waarde komt. Daar is de vergelijkbaarheid zeker geweld aan gedaan.

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 75