-27- -16. Voorstel tot vaststelling van verordeningen inzake het toekennen van extra- subsidie" van plaatselijke verenigingen bi.j .jubilea en bijzondere activiteiten/ 3^e wijziging gemeentebegroting 1979° Het lid VAN HOOF merkt op, voor wat betreft het toekennen van extra subsidie bij jubilea, het met het college eens te zijn. Waar het in tweede instantie gaat oih de regeling van de bijzondere activiteiten, daar wordt het een en ander over gelaten ter beoordeling aan het college van burgemeester en wet houders. Hij vindt feitelijk dat het in dat geval toch om zodanige zaken gaat, dat de beoordeling aan de raad zou moeten zijn. Hij bedoelt daarmee artikel 2, lid 1, sub b, waarin gesteld wordt: "tenzij tot genoegen van burgemeester en wethouders wordt aangetoond." Artikel 2, lid 1, sub c, waarin gesteld wordt: "die daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders". Artikel 2, lid 1, sub e, ook weer: "welke naar het oordeel van burgemeester en wethouders". Hiervoor zou hij graag een voorstel willen doen om dat te wijzigen in:"de gemeenteraad". Als dat voorstel niet gevolgd zou worden dan zou hij een moge lijkheid willen inbouwen door toevoeging van artikel 10, waarin een beroeps- mogelijkheid bij de raad wordt gelegd. Het lid VAN DER GRAAF zegt dat hij het in deze vooralsnog niet te zeer eens is met het gestelde door de heer Van Hoof. Hij denkt dat de raad zich goed moet beraden op welke manier er kans wordt gezien de belangrijke zaken in de raad goed en nadrukkelijk te bespreken en het wat minder belangrijke te kunnen delegeren. In dat kader vindt hij dat de raad zelfs af en toe wat verder zou moeten gaan, maar hij maakt er wel de kanttekening bij dat de raad soms, naar zijn oordeel, te ver gaat. Dit hangt dan af van de inhoud van datgene wat men als raad aan zich wil houden. In dit gevaldenkt hij, dat de raad juist van wat werk af moet. De VOORZITTER antwoordt dat de opvatting van de heer Van der Graaf zo eigenlijk ook in de subsidiecommissie is verwoord. Er is gezegd dat, omwille van een stuk slagvaardigheid, maar juist ook omdat het om zaken gaat, die heel duide lijk toch wel binnen het college van burgemeester en wethouders te beoordelen zijn, men daar een stuk delegatie kan inleggen en dit kan overlaten aan burgemeester en wethouders. Met betrekking tot de vraag van de heer Van Hoof aangaande die beroepsmogelijkheid merkt hij op dat deze beroepsmogelijkheid er altijd is. Het vragen van een voorziening van de raad als het college geen gebruik maakt van het potje dat er is kan natuurlijk altijd. Die beroepsmo gelijkheid hoeft dus niet te worden vastgelegd, omdat de raad het optreden van het college in het kader hiervan dan verder controleert. Het lid VAN HOOF zegt met zijn opmerking de bedoeling te hebben dat, als de raad de uitvoering van deze verordening aan het college delegeert, mogelijke bezwaren tegen een beslissing van het college dienaangaande ingevolge de Arob-procedure door de Arob-commissie van het college worden behandeld. Om toch een beroep mogelijk te maken tegen een beslissing van het college bij de raad, wilde hij die beroepsmogelijkheid inbouwen. Als de voorzitter zegt dat die mogelijkheid er evengoed is, dan kan hij daar vrede mee hebben. De VOORZITTER antwoordt dat het ligt aan de redactie van degene, die zich be klaagt,, Laat men het even beklagen noemen. Als wordt gezegd bezwaar te maken tegen de weigering van de kant van het college, dan is het een Arob-zaalc en dan krijgt men de hele affaire te doorlopen naar de Raad van State. Zegt degene die teleurgesteld is een brief te schrijven naar de raad en te vragen of hij het van de raad krijgt, hetgeen een heel andere vraag is dan op grond van deze verordening van het college, dan is het gewoon aan de raad. Het is dus een kwestie van hoe formuleert men het. Men kan met elkaar afspreken dat, als dit toevallig eens aan de orde komt, dit dan geïnterpreteerd wordt als een vraag aan de raad. Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen. 17. Voorstel tot erkenning van de Wijkvereniging Pagnevaart-Oost/léOe en 35e wijziging gemeentebegrotingen 1978 en 1979» Het lid VAN HOOF zegt zijn vreugde te willen uitspreken over dit voorstel. Zijn vrees, die indertijd geleid heeft tot verlaging van de drempel voor wat betreft

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 68