ten een lift. In die vergadering is met name door de heer Van Hoof gezegd dat
hij als men dergelijke voorzieningen treft daar in feite erg gelukkig mee is,
maar de financiële conseauenties moeten dan nog wel aan de raad gepresenteerd
worden. Hij heeft toen gezegd dat gezien het feit dat er een aantal meevallers
zat ten opzichte van het uitgetrokken krediet hij de indruk had dat het ver
schil erg klein zou zijn, gezien het feit dat men ten opzichte vandie aanr.eem-
som duidelijk minder bespaarde dan men nodig had voor die voorziening. Dat
is een vergissing geweest. Het college heeft niet de intentie gehad om zaken te
doen buiten de gemeenteraad om. Het college heeft alleen conform de wens van de
gemeenteraad op een moment dat het nog mogelijk was een voorziening willen
treffen, die paste in de bedoelingen van de raad en die nog in te bouwen was
in de fase waarin men op dat moment met het bouwen van het paviljoen zat. Het
is een communicatiestoornis geweest niet zozeer binnen het college maar meer
vanuit het ambtelijk apparaat naar het college toe Dit is heel nadrukkelijk
we1 voor de verantwoording van het college. Het was eigenlijk veel gemakkelijker
om met u op dat moment daarover te praten dan op dit moment te moeten zeggen
dat het stom geweest is dat men toen daarvan niet op de hoogte was. Het
voorval opblazen en dan zeggen dat het college van toeten nog blazen weet,
laat hij graag voor rekening van de heer Van Hoof. Hij hoopt dat de toelich
ting, die hij erop gegeven heeft, bij hem in ieder geval toch wel een mildere
stemming kan wekken. Hij gelooft dat men allemaal wel eens een vergissing
maakt. Dit is er een die heel nadrukkelijk door het college gemaakt is. Hij is
gemaakt omdat in een stadium juist daaraan voorafgaand vanuit de raad heel
nadrukkelijk gevraagd is om voorzieningen voor invaliden in gebouwen, die de
gemeente zou realiseren. Het kon daar nog, vandaar dat men dat nog gedaan heeft.
Als de gehele gang van zaken bij de heer Van Eijkeren er toe zal leiden dat
het zijn vertrouwen in de werkwijze van de commissie voor openbare v/erken zal
schaden, dan moet hij zeggen dat hij dat betreurt. Hij wil er heel nadrukke
lijk op wijzen dat dit een zaak is met een uiterst incidenteel karakter en dat
het heel duidelijk niet een precedent is voor welke werkwijze dan ook. Het is
in geen enkel opzicht de intentie van het college geweest om zaken buiten de
raad om te doen, die samen met de raad hadden kunnen gebeuren.
Het lid VAN EIJKEREN merkt op dat hij er vanuit gaat dat de verklaring, welke
uitdrukkelijk namens het volledige college door de voorzitter is afgelegd op
gevat moet worden als een toch min of meer verontschuldiging voor deze abusie
velijk in de procedure geslopen fout. Hij wil dit graag accepteren. Hetgeen
uiteraard niet wegneemt dat dit voorval zijnerzijds tot verhoogde waakzaamheid
zal leiden. Hij denkt dat het college daarmee niet ongelukkig zal zijn. Dit
kan alleen de gang van zaken bevorderen. Hij zou gaarne iets zeggen over de
inhoud van het voorstel. Uit contacten met O.T.C.alsmede uit informatie uit
de commissie, is hem gebleken dat er wederzijds wat onbegrip gegroeid is aan
gaande de procedure. Daarom betreurt hij het dat er eigenlijk in het voorstel
daaraan nog wat extra voer gegeven zou kunnen worden, althans voor mensen die
daarbij betrokken zijn geweest, daar waar in de tweede alinea staat dat slechts
een gedeelte van het schilderwerk door de vereniging zou worden gedaan. Dat is
naar zijn informatie onjuist. Beter had daar kunnen staan:_J.'kon worden gedaan,"
omdat als instructie gold de tijd met het werk van de uitvoerende aannemer.
Het is kennelijk de bedoeling geweest om ook wat meer essentiële onderdelen
in de bouw door O.T.C. zelf een bepaalde behandeling te laten geven. Het is
op een;.gegeven moment, volgens zijn informatie, niet mogelijk geweest voor de
aannemer om te wachten tot, uiteraard in vrije tijd, de mensen van O.T.C. dat
allemaal konden realiseren, zodat zij zich toen, buiten hun wil om, heeft hij
begrepen, voor een wat onmogelijke situatie hebben geplaatst gezien. Een iets
vriendelijker formulering daar zou mogelijk tot een betere verstandhouding
kunnen leiden. Met betrekking tot de oplossing die uiteindelijk gekozen is, de
lift dus, merkt hij op dat het als sportvereniging voor de hand ligt dat men
zich richt, bij welke te treffen voorziening dan ook, op de doelgroep van de
vereniging. Deze doelgroep bestaat uit een vijfhonderd valide sportmensen, re
creatie- en wedstrijdspelers. De voorziening gaat op dit moment met name om een
persoon en laten we hopen dat dit aantal niet groeit. Daarbij komt dat ook, nu
er sprake is van een lift, er toch hulp van anderen noodzakelijk zal zijn. In