-i6- doorlopen, toetsen en nagaan of de bedragen inderdaad allemaal zijn uitgegeven in de geest van de bedoeling van de wet. Daarmee opbouwend die exploitatiere kening, zodat men straks een serie van vergelijkbare gegevens krijgt, en dat men kan zeggen: dit houden we nu aan tegen de begroting die we krijgen en dan zien we dat de interpretatie van het schoolbestuur op die punten toch duidelijk wat aan de royale kant is en dat deze op die punten aan de krappe kant is. Op die manier hebben burgemeester en wethouders gepoogd om toe te gaan werken naar die verduidelijking en die goede beoordeling, die exactere beoordeling van het noodzakelijke bedrag per leerling. Dat dat niet onmiddellijk betekend heeft dat van alle vijf de schoolbesturen op deze wijze de stukken zijn doorgelicht is ge woon een kwestie van het spreiden van het werk over een aantal jaren. In feite is het accountantswerk wat men gaat doen. Er is nogal wat aan manuren gestoken in de controle van de beide rekeningen, zoals die er nu liggen. Voor een goede beoordeling van die rekeningen en met name om daarmee een hulpmiddel te krijgen voor het beoordelen van de begrotingen, meende het college dat dit gewoon nodig v/as. De heer Van der Graaf zei dat in het verleden is gezegd dat alle rekeningen van alle scholen gecontroleerd moesten worden en hij zei daarbij: in alle jaren. Zo staat spreker de uitspraak van de raad echter niet voor de geest. Men zou duidelijk gericht op het goed kunnen beoordelen van de begrotingen de rekeningen gaan doen. Dan niet de exploitatierekening van de scholen, volgens de boekhoud- voorschriften, maar duidelijk beoordelend of inderdaad de bedragen waren uitge geven in het kader van de school zelf. Het is in ieder geval helemaal niet sprekers bedoeling geweest te suggereren dat als er vijf rekeningen waren geweest er dan niet veel meer inzicht v/as geweest. Het is gewoon een spreiding van de werkbelasting om te komen tot een goede benadering. Ook met vijf reke ningen over 1977, goed gecontroleerd, was men nu niet beter in staat geweest om de begrotingen over 1979 te beoordelen. De conclusie^dat in 1977 het bedrag al te hoog was is, gelooft hij toch, omdat het gaat om een jaar, de exploitatie van één jaar, een conclusie, die hij niet graag zou willen overnemen. Een aantal jaren zal duidelijk leiden tot een overzicht van de aanpak van de schoolbesturen met betrekking tot de exploitatie van de scholen. Met betrekking tot het voorstel van de heer Van der Graaf om deze zaak aan te houden moet spreker zeggen^dat men duidelijk gehouden is aan de termijn van 1 maart. De gemeenteraad moet vóór 1 maart het bedrag per leerling vaststellen. De notulen van 18 januari 1979 op^ bladzijde 23 zouden de heer Van der Graaf misschien wat kunnen helpen, als hij daar regel drie leest waar de heer Van der Graaf zegt te willen wijzen op het feit dat het bedrag per leerling vastgesteld moet worden voor 1 maart. Dit is een opgelegde verplichting. Hij gelooft dat het gevoel van onbehagen, wat heel nadrukkelijk door de fractie van de heer Van der Graaf wordt vertaald, vorig jaar voor de gehele raad gold. Dat toen gezegd is: wat doe je nu eigenlijk met zo een cijferreeks. Nu krijgt men een cijferreeks met een beperkte, hij geeft dit graag toe, een gestandaardiseerde toelichting. Hij gelooft dat de stap, die gezet is, daarmee een aanzienlijk grotere stap is in het inzicht van die be groting met het zelf opmaken van de exploitatierekening aan de hand van de re keningen. Hij denkt dat men zo in de loop van enkele jaren, dit hoeft geen groot aantal jaren te zijn, duidelijk toeloopt naar een situatie waarop men dit goed kan beoordelen. Hij vraagt de heer Van der Graaf of deze nog behoefte heeft zijn amendement voor te stellen. Het lid VAN DER GRAAF wil voor die tijd even klaarheid brengen omtrent de datum van 1 maart. Artikel 16 van het besluit van 19 juli 1975i houdende uitvoering van artikel 105 van de Lager-onderv/ijswet 1920 zegt: jaarlijks voor 1 maart zendt het schoolbestuur, dat over het afgelopen jaar aanspraak maakt op een vergoeding bedoeld in artikel 100 der wetaan de gemeenteraad een daartoe strekkende aan vrage. Dan volgt er nog een heleboel, v/at niet nodig is hier te zeggen. In lid tv/ee staat er dan: de gemeenteraad beslist zo spoedig mogelijk op het verzoek in het eerste lid bedoeld en zendt een afschrift van zijn besluit aan het school bestuur. Hij heeft de wet ook niet helemaal in zijn hoofd zitten en kan^zich dus wel eens vergissen. Het verschil is ook niet zo groot. Het scheelt één maand, waarschijnlijk. Hij zegt natuurlijk zijn amendement te handhaven. Het lid DEN BRABER licht dit amendement nader toe. Zijn fractie wil uitgaan van de beschikbare ruimte volgens de gemeentebegroting. Dat is dan 393, Per leerling. Dit is 3»meer dan volgens de richtlijnen van het ministerie nodig

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 57