-1.5- maal zo moeilijk is en dat de leden van de raad het eigenlijk toch niet snappen. Dat laatste heeft de voorzitter niet gezegd, maar dat bedoelt hij dan. Eigenlijk hoeft de raad het niet te snappen, want de schoolbesturen zijn immers autonoom in de bestedingen van die gelden, mits dit onderwijskosten zijn. Daarmee wordt dan weer heen gegaan om de exacte vraag, die vanuit de raad gesteld is; de raad heeft niet gezegd aan te willen geven hoe de schoolbesturen die gelden moeten besteden; de raad heeft gezegd inzicht te willen hebben hoe dat leerlingenbe drag tot stand komt. Dat is echt iets heel anders. Dat betekent dat wanneer de raad dat inzicht wil hebben, dit inzicht alleen maar kan ontstaan wanneer er rekeningen zijn van de scholen. Die rekeningen zijn er, moeten er althans zijn, want hij verwijst in deze naar het besluit van 6 september 1965, het besluit boekhoudvoorschriften bijzonder lager onderwijs, waarin dit alles keurig staat geregeld. Hierin staat geregeld dat er een rekening moet zijn; er staat in ge regeld dat er een overzicht moet zijn van ontvangsten en uitgaven naar soort en noem maar op. Welnu, wat let dan de schoolbesturen, met andere woorden wat let dan het college van burgemeester en wethouders, om te zorgen dat die boekhouding in een zodanige vorm leesbaar is voor de raad en ook ter inzage voor de raad ligt. Door deze krakkemikkerige cijferreeks is dat inzicht absoluut onmogelijk. Wanneer de voorzitter spreekt dat het verkrijgen van dat inzicht niet in één jaar, wordt verkregen, dan krijgt spreker toch wel de neiging om te vragen waarvoor de voorzitter de leden van de raad houdt. Wanneer bij deze raad ter in zage ligt de rekening 1977 va* alle scholen en een echte begroting, met toe lichting van alle scholen dan heeft men geen tien jaar nodig, want dan kan de raad in dat jaar bekijken hoe of het zich verhoudt tot dat rekeningjaar en dan weet men verschrikkelijk veel, veel meer in ieder geval dan nu. Hij is het met de voorzitter eens dat men over 5 jaar, wanneer het zo gegaan is, nog meer weet. Natuurlijk, want dan heeft men een opvolging gezien. De raad heeft ook al vier jaar geleden gevraagd om die gegevens aan de raad voor te leggen. Met andere v/oorden men zou nu al zover geweest zijn. Hij moet concluderen dat het college zich niet gekweten heeft van zijn taak. Dat het college de raad niet heeft voor zien van die stukken, waarop het mogelijk is naar eer en geweten het leerlingen- bedrag vast te stellen. Hij wijst er op dat men, aan de hand van de toch niet zo geringe bedragen, die gegaan zijn in de richting van de reserves, omdat er saldo-overschotten waren, in feite in 1977 al m®t een te hoog bedrag zat. Als men in 1977 met een te hoog bedrag zat dan wil dat zeggen dat men ook in 1979, omdat dit bedrag daarop gebaseerd is, te hoog zit en wel in versterkende mate. Dit alles leidt er toe dat zijn fractie in ieder geval niet akkoord kan gaan met het voorstel, zoals dit er nu ligt. Zijn fractie sluit helemaal niet^ uit dat zijn fractie overtuigd wordt van het feit dat die ^t-23,p©r leerling nodig zijp,. Hjj wil wel dat dit wel nadrukkelijk is vastgesteld. Hij zegt dat zijn fractie zich niet keert tegen het juiste bedrag. Zijn fractie keert zich er te gen niet in de gelegenheid te worden gesteld om dat juiste bedrag vast te stel len. Vanuit die redenering geeft zijn fractie er de voorkeur aan dat het college van burgemeester en wethouders alsnog in de gelegenheid wordt gesteld de raad alsnog in te lichten en dat dit voorstel wordt aangehouden. Dat kan. De be groting moet ingediend zijn voor 1 maart en eigenlijk staat er niet in de wet wanneer het bedrag vastgesteld moet worden, dacht hij. De begroting moet inge diend zijn voor 1 maart. Logischer wijs gesproken kan de raad niet aansprakelijk gesteld worden wanneer niet voor 1 maart dat besluit genomen wordt. Overigens is het niet zijn wens dat dit op deze manier weer uitgesteld zou moeten worden. Dat heeft zijn fractie niet gewild. Zijn fractie had nu gegevens gewild. Mocht gezien de samenstelling van de raad zou het naief zijn om daarin niet te gelo ven, zijn voorstel niet worden gevolgd, dan is zijn fractie in ieder geval niet bereid dit voorstel te steunen. Zijn fractie wil dan een amendement achter de hand houden voor het, naar de mening van zijn fractie, dan wel redelijk vast te stellen bedrag. De VOORZITTER zegt met betrekking tot hetgeen de heer Van Hoof in tweede instan tie stelde niet te menen, ook niet in eerste instantie, dat er wantrouwen gebleken zou zijn uit diens woorden. Het gaat er inderdaad om dat er met cijfers geko men moet worden en dat het uitblijven daarvan op zich vragen oproept. Wat het college gedaan heeft is niet de raad een exploitatierekening over enig jaar voor leggen van de school zelf, maar als een accountant de jaarrekening van de school

Raadsnotulen

Oudenbosch: 1939-1994 | 1979 | | pagina 56