-12-
betaald voor de werkzaamheden, die uitgevoerd moeten worden. Dit is een bedrag
dat niet vaststaat en afhankelijk is van wat er moet gebeuren en wat in sommige
gevallen ook vrij hoog kan zijn. Om die reden zou zijn fractie het voorstel in
die zin willen amenderen, waarbij dan voor degene, die het aangaat of de weg
open kan staan om zelf te kiezen of de raad kan dat jaarlijkse bedrag ook als
regel als een jaarlijkse bijdrage laten betalen.
De VOORZITTER antwoordt dat hét gaat om een tweedeling bij dergelijke zaken,
namelijk de waardevermindering van het eigen goed van de gemeente of de
privaatrechtelijke eigenaar en de erkenning van die relatie. Men kan dit inder
daad ook vertalen in een vast bedrag per jaar, zonder dat men dus de eerste keer
de drempel opwerpt. Hij gelooft niet dat daar principieel enig bezwaar tegen te
opperen is. Het voorstel van de heer Van der Graaf kan het college, gelooft hij,
best overnemen. Dan zou met betrekking tot de algemene voorwaarden, dus a tot
en met e, zoals deze aan het einde van het voorstel staan, er een wijziging
komen met betrekking tot punt a en dan zal de mogelijkheid daarin opgenomen
moeten worden dat de kapitaallast van die 1.000,wordt gedragen naast
het bedrag per m2. Met betrekking tot de woorden van de heer Van Hoof merkt hij
op dat het met betrekking tot de voorwaarden zo is dat de voorwaarden, zoals
die zijn uitgegaan naar de heer Konings de practische condities presenteerden,
maar nog niet de juridische uitwerking van de erfdienstbaarheid en dat de
voorwaarden c, d en e, zoals deze hier nu zijn geformuleerd, daar te doen
gebruikelijk door een notaris standaard aan worden toegevoegd. Het zijn standaard
bedingen, waaronder een erfdienstbaarheid tot stand komt. De heer Konings zou
met de voorwaarden onder c, d en e, bij een nadere uitwerking van dit voorstel
toch geconfronteerd zijn geweest. Dat voorwaarde d daarbij wat onrechtvaardig
aandoet wil hij niet helemaal ontkennen. Dit is alleen het gevolg van het feit
dat de eigendomsrechten van het lijdende erf bij de gemeente blijven en dat
de vrijheid van handelen, die eigen is aan de eigenaar, in stand blijft.
Hij heeft alleen de beperking om de last, de erfdienstbaarheid, te blijven
accepteren, die hij ten gunste van het heersende erf heeft toegelaten. Men
blijft dus gewoon in de gelegenheid om in het eigen erf te doen en laten wat
men wil. Dat is de reden. Hij wil de raad voorstellen om het voorstel, zoals
dit is geformuleerd met betrekking tot de algemene bepalingen en met betrekking
tot het concrete voorstel van de heer Konings over te nemen, met dien verstande
dat aan de eigenaren van het heersende erf de mogelijkheid wordt geboden het
vaste bedrag van 1.000,ook in de vorm van een kapitaallast van dat bedrag
op te nemen.
Het lid VAN HOOF zegt een opmerking te hebben over de juiste voorlichting
aan de mensen. Het is misschien toch beter om gewoon de totale voorwaarden,
waarmee de mensen later geconfronteerd worden, alvast in concept toe te sturen.
Dit voorkomt vragen en nare gevoelens van mensen, die zeggen wat krijg ik nu
allemaal, op mijn dak.
De VOORZITTER zegt de heer Van Hoof erop te willen wijzen dat men daar in het
hele maatschappelijk leven ook niet aan toe komt. Wanneer men een auto koopt
praat men over de koopprijs en misschien nog over de garantie. Men besluit
dan om te kopen en dan komt ineens dat grote vel papier en dat zijn dan al
die juridische verwoordingen. Zo gaat dit met een huis en zo gaat het met aller
lei zaken. Zo gaat het ook met de erfdienstbaarheid. Hij denkt dat als men zou
besluiten om al de juridische verwoordingen altijd onmiddellijk in de eerste
aanbieding op te nemen, men dan eenheilloze papiermassa van hot naar her gaat
schuiven en dat men er eigenlijk niet of nauwelijks iemand een dienst mee zou
bewijzen. Hij zegt toe dat, wanneer een dergelijk geval zich weer voordoet, op
de opmerkingen van de heer Van Hoof gelet zal worden.
Zonder hoofdelijke stemming wordt dit voorstel aangenomen.
De VOORZITTER schorst de vergadering voor de koffiepauze.
Na opheffing van de schorsing stelt de VOORZITTER aan de orde:
3. Voorstel tot vaststelling van een bedrag per leerling ingevolge artikel 101
van de Lager-onderwijswet 1920 over 1979.
Het lid DEN BRABER zegt dat er naar aanleiding van de discussie van vorige maand
een nadere motivering is gevraagd bij de begroting voor 1979» Hij leest in het