-10-
politiek doel. Dat wordt in de verordening afgewezen.
De VOORZITTER vraagt vrat het politieke van dat doel is.
Het lid VAN DER GRAAF antwoordt dat de keuze of bij de reorganisatie binnen
lands bestuur Brabant eén moet blijven of Brabant verdeeld moet worden een
politieke keuze is. Die keuze is door die stuurgroep al gedaan. Dit blijkt ook
uit de naam. Die stichting heeft die politieke keuze reeds gemaakt.
De VOORZITTER zegt dat zaken, die onderwerp van een politieke keuze zijn niet
tot politieke zaken gemaakt moeten worden, althans tot het bedrijven van poli
tiek, want dat was uitgesloten. Men zou geen politieke partijen subsidiëren.
Wat de Stichting Stuurgroep Brabant Eén doet is proberen om een gedachten-^
vorming te beïnvloeden, in die zin dat een culturele en ethische en weet hij
wat voor eenheid, in stand blijft en dat allerlei argumenten van bestuurlijke
aard niet de overhand krijgen boven die die zij belangrijker vinden. Hij ge
looft dat men daarom niet kan zeggen dat deze Stichting als zodanig een doel
stelling heeft die in strijd is met de subsidieverordening. Dat dacht hij niey«>
Het lid VAN DER GRAAF merkt op dat dit heel duidelijk een C.D.A.-aangelegenheid
is. Op zich is daar niets op tegen. Natuurlijk niet, dat mag. Maar dan wel
met open vizier en niet met geld van de gemeente. Het is een politieke zaak, het
is een politieke keuze.
De VOORZITTER zegt wel zeker te weten dat, als men de namen, die dat stichtings
bestuur gezamenlijk vormen zou bekijken, men tot de conclusie zou komen dat
daar ook mensen uit de eigen politieke omgeving van de heer Van der Graaf
achter sullen staan. Hij denkt uit die van alle grote politieke partijen. Men
kan deze zaak tot onderwerp van discussie maken. Hij vindt het wel gevaarlijk
dat men daarmee dan terugkomt op een uitgangspunt, dat heel nadrukkelijk is aan
genomen bij het aannemen van de subsidieverordening, namelijk dat men met die
subsidie helemaal niet zal treden in de vraag hoe men stond tegenover de doel
stelling van de gesubsidieerde instelling. Als zodanig vindt hij het gevaarlijk.
In het licht van de objectivering van het subsidiebeleid binnen onze gemeente
gelooft hij dat het aanbeveling verdient om toch te toetsen aan die verorde
ning. Men kan dan van mening verschillen over de vraag of hier een partijpo i-
tieke zaak aan de orde is. Wat dat betreft is het college van mening dat dit
niet het geval is. Dan zou men in de sfeer van die objectivering moeten wachten
tot men dus die laatste schakel heeft. Hij vraagt wat de raad vindt, namelijk
uitstellen tot de discussie over de problematiek zelf, dan wel de brief laten
uitgaan en zeggen dat gewacht wordt tot de provincie, omdat het een provinciaal
werkend iets is, een uitspraak in deze heeft gedaan.
Het lid VAN HOOF zegt het voorstel om te toetsen aan de verordening als zo
danig en wachten op de provincie juist te vinden.
De VOORZITTER zegt aan te nemen dat dit het gevoelen van de raad is, met uit
zondering van de heer Van der Graaf en zijn fractie.
Aldus wordt zonder hoofdelijke stemming besloten, onder aantekening dat de
leden Van Eijkeren, Van der Graaf en Den Braber tegen dit voorstel zijn.
Het lid DEN BRABER zegt dat hij het verslag van de informele raadsvergadering
inzake informatie over de Rijksbijdrageregeling Sociaal Cultureel Werk, gehou
den op 31-1-1979, vermeld onder punt 13 van de ingekomen stukken, met toestem
ming van de voorzitter graag vastgesteld zou zien. Op zich is het geen onaardig
verslag, maar er staan een paar onjuistheden in, die wellicht een eigen leven
gaan leiden. Hij maakt daartegen toch wel bezwaar.
De VOORZITTER gelooft dat men de notulen daarvan gewoon niet vast kan stellen,
omdat dit eigen is aan het informele karakter. Hij nodigt de heer Den Braber
uit om de bedenkingen met betrekking tot die tekst ter kennis te brengen van
de raad. Als dat volgende keer wordt overgenomen dan wordt dat opgenomen in het
verslag. Hij verzoekt de heer Den Braber zijn bedenkingen op papier te zetten,
dan wordt diens brief geacht de volgende keer onderdeel uit te maken van dat
verslag.
Het lid DEN BRABER zegt dit te zullen doen.
Besloten wordt:
a. de stukken, vermeld onder 1 tot en met 3i 5> 7 tot en met 20 en 2k voor
kennisgeving aan te nemen;
b. het stuk, vermeld onder 6, in hemden te stellen van het college van burge
meester en wethouders, ter voorbereiding;