-9-
der Graaf zegt dat dit nu weer niet meer hoeft, dan weet spreker niet wat de
heer Van der Graaf dan eigenlijk wel wil. Spreker had van de heer Van der Graaf
graag de argumenten gehoord waarom die brief aan de heer Korpel niet uit zou
moeten gaan. De heer Van der Graaf zegt dat hij op deze zaak was voorbereid.
Spreker is ook voorbereid en heeft gemotiveerd tegen het voorstel van de heer^
Van der Graaf gestemd. Wanneer de heer Van der Graaf zegt dat anderen niet zijn
voorbereid, dan moet deze dat, vindt spreker, op dit moment wel aantonen.
De VOORZITTER zegt dat er geen discussie gevoerd moet worden over de vraag of
men wel of niet is voorbereid. Wij zijn, dat neemt men van elkaar aan, allen
voorbereid op de discussie waarvoor men hier staat. De heer Van der Graaf zegt
nu dat hij liever in de vergadering van de commissie voor algemene en bestuur
lijke zaken hierop nog eens wil terugkomen. De vraag is alleen of de raad vindt
dat daar de brief, zoals deze is voorgesteld, op moet wachten.
De heer WIJNEN zegt van mening te zijn dat door het tegenstemmen van het voor
stel van de heer Van der Graaf deze brief kan uitgaan.
De VOORZITTER stelt aan de orde het voorstel om bedoelde brief te laten uitgaan.
Dan heeft men in ieder geval de maximale duidelijkheid. Dat laat onverlet de
mogelijkheid om hierop terug te komen. Men kan zelfs zeggen dat hierop terug
gekomen zal worden in de komende vergadering. Voor die vergadering zal deze^
problematiek worden geagendeerd. Aan de orde is het voorstel om bedoelde brief
te laten uitgaan.
Voor dit voorstel stemmen de leden: Du Pont, Mol, Kop Jansen, Van Hoek, De
Haas, Kok, Van Hoof, Van Elzakker, Wijnen en Brouwers.
Tegen genoemd voorstel stemmen de leden: Van Eijkeren, Van der Graaf en Den
Braber.
Het voorstel zoals het college dit geformuleerd heeft is met 10 stemmen voor
en 3 stemmen tegen aangenomen, zodat bedoelde brief kan uitgaan.
Het lid VAN DER GRAAF heeft een opmerking over punt 22 van de ingekomen stukken,
de brief van de Stichting Stuurgroep Brabant Eén. De brief heeft een inhoud die
volledig gaat in de richting van inpassing van de verordening, waarbij op dit
moment de gevraagde subsidie wordt afgewezen op grond van het feit dat dit mo
gelijk niet in de verordening past, omdat nog niet zeker is of de provincie
Brabant subsidie zal verlenen. Hij acht dit een onjuist uitgangspunt. Hij
denkt dat met name op zo een politieke kwestie men natuurlijk niet kan schermen
met de verordening. In dat geval zal men gewoon als raad een principiële keuze
moeten maken of men subsidie wil verlenen ja dan wel nee. Hij dringt er
dan ook op aan dat de bijgevoegde brief niet wordt verzonden met deze tekst,
maar dat de raad zich eerst uitspreekt over^de vraag of men subsidie wil ver
lenen aan de Stichting Stuurgroep Brabant Eén.
Het lid VAN EIJKEREN merkt op dat er naar aanleiding van punt 5 van de inge
komen stukken een discussie over deze zaak voor de vergadering van maart is
opgenomen. Hij vraagt of het niet verstandig zou zijn dit verzoek om subsidie
aan te houden totdat die discussie heeft plaatsgevonden. Dat lijkt hem een
logischere volgorde dan nu groeperingen, die een bepaalde toekomst voorstaan,
met subsidie aan te trekken. Hij zou het standpunt van de raad in deze af willen
wachten.
De VOORZITTER zegt dat dit een benadering is, die misschien veel meer voor de
hand ligt dan die welke het college gekozen heeft. Het college heeft gezegd,
zonder een standpunt in te nemen met betrekking tot de doelstelling van die
stichting: we toetsen deze aanvraag aan de verordening. We hebben bij het aan
nemen van die verordening heel nadrukkelijk gezegd dat sympathie of antipathie
ten opzichte van doelstellingen helemaal niet aan de orde was, het was juist
een kwestie van objectiveren vein het subsidiebeleid. In dat licht heeft het
college gezegd dat de enige schakel, die ontbreekt, die van het provinciale
subsidie is. Op het moment dat die er is past dit helemaal^in de verordening.
Zolang die er niet is past het er niet in. Wil men subsidiëren afhankelijk
stellen van de vraag of men de doelstelling van de stichting onderschrijft,
dan is het voorstel van de heer Vein Eijkeren een mogelijkheid.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat de redenering van de voorzitter niet klopt, want
de Stichting Stuurgroep Brabeint Eén is een stichting met een duidelijk gericht