-7-
overwegende dat het behoud van de Brabantse cultuur het best gewaarborgd kan
blijven in één bestuurlijke éénheid Noord-Brabant, waarbij mede gewezen kan
worden op de historische ontwikkeling;
v/ijst:
het voorstel tot verdeling van Noord-Brabant af,
en
nodigt het college van burgemeester en wethouders uit de opvatting van de raad
aan bij deze reorganisatie betrokken zijnde bestuurscolleges kenbaarste maken;
en gaat over tot de orde van de dag."
Spreker zegt de indruk te hebben dat op deze wijze een zo principiële zaak aan
de orde stellen toch eigenlijk niet de weg is om een verantwoord besluit over
een materie als deze te nemen. Hij denkt dat het dan verstandiger is als wij
dan op de avond van 15 maart gebruik maken van de telex-apparatuur, die hier
voorhanden is. Dan kan het nog best 16 maart op de bureaus, die bij de gedach-
tengang betrokken zijn, liggen. Men kan beter op 15 maart hierover van gedach
ten wisselen. Zijn voorstel is om een dergelijke principiële zaak nu op die
manier niet aan de orde te stellen. Men kan beter aan de raad de vraag voor
leggen of het zinnig is een interpellatie-debat te houden. Dit is een debat
zonder dat er een nadere voorbereiding plaatsvindt. Een debat dus over de
problematiek van de verdeling van Brabant. Hierbij dient de vraag zich aan of
men dan tot een verantwoorde besluitvorming komt. Als men dit tevoren op een
grotere schaal verspreidt en als de fractievoorzitters zeggen dat men daarover
een discussie wil houden dan kan hij zich voorstellen dat men dat doet. Om de
raad nu min of meer hiermede te overvallen - hij denkt dat uw raad hetzelfde
gevoel zal hebben als zijn voorzitter - dan denkt hij dat een zinvolle discussie
en op grond daarvan een goede besluitvorming bijna uitgesloten is.
Het lid WIJNEN is van mening dat er voldoende argumenten waren, gezien ook
het stuk dat onder punt 5 van de ingekomen stukken is binnengekomen. Bovendien
hebben de raadsleden de laatste week ook al voldoende aandacht moeten besteden
aan deze zaak, althans hij is geconfronteerd met een enquete-formulier en
regelmatig met stukken hierover. Hij dacht dat het rapport van de territoriale
werkgroep in ieder geval voldoende aangrijpingspunten in deze kon bieden.
Het lid KOK verzoekt de voorzitter de vergadering voor een halve minuut te
schorsen.
De VOORZITTER schorst de vergadering.
Na opheffing van de schorsing "geeft de VOORZITTER het woord aan de heer Wijnen.
Het lid WIJNEN zegt, na ruggespraak met de heer Kok, te hebben besloten het
agenderen van bedoeld stuk voor de vergadering van 15 maart te accepteren.
De VOORZITTER zegt dit zo te willen vertalen dat meteen ook gevraagd wordt dit
punt op de agenda van de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken van februari
te zetten, zodat dit punt dan vanzelf aan de orde komt.
Het lid VAN DER GRAAF merkt op dat punt 21 van de ingekomen stukken nog niet
v/as afgehandeld. Er is wel een besluit genomen om zijn voorstel af te wijzen.
Dat houdt in dat hij er nu inhoudelijk op in wenst te gaan. Dit lijkt hem een
logische consequentie van het afwijzen.
De VOORZITTER zegt de heer Van der Graaf te willen attenderen op woorden, die
deze zoeven zelf gebruikte. De heer Van der Graaf had het over de moeilijke
bespreekbaarheid van een zaak als deze in deze vergadering. Als de heer
Van der Graaf nu op de essentie van het dossier in wil gaan, dan kan men zeggen,
dat doen we hier. Dat kan natuurlijk. Men kan ook zeggen: we zoeken een forum
waarin deze kwestie beter bespreekbaar is.
Het lid VAN DER GRAAF merkt op dit net voorgesteld te hebben.
De VOORZITTER zegt als de heer Van der Graaf dan zegt hierover te willen spreken
dit dan kan in bijvoorbeeld de commissie voor algemene en bestuurlijke zaken.
Hij denkt namelijk dat het probleem is dat men hier in deze vergadering aan de
hand van de feitelijkheden, zonder dat men dat dossier iedere keer over en weer
moet laten gaan, geen zinvolle discussie kan houden.
Het lid VAN DER GRAAF zegt dat dat zijn uitgangspunt was, vandaar dat deze het
op een andere manier wilde. Maar de raad wilde dat niet. Spreker zegt nogmaals